Als we gaan werken met de oppervlakte, zullen we de goede maat moeten gebruiken. Omdat de oppervlakte altijd een lengte en een breedte heeft, gebruiken we als oppervlaktemaat altijd de "vierkante" meter/ centimeter/kilometer. (vierkante geven we weer met een kleine 2)
Slide 6 - Tekstslide
Formule voor de oppervlakte
Als we de oppervlakte gaan uitrekenen dan kijken we dus naar de lengte en de breedte. bv: als we het onderstaande vierkant hebben, dan is de lengte 4 cm en de breedte 4 cm.
Bij het figuur hieraast kun je niet zomaar de lengte keer de breedte doen. Dus we moeten het figuur opdelen in 2 delen die we wel kunnen berekenen. Nu is het blauwe gedeelte 5m bij 6m en het oranje gedeelte 3m bij 3,5m. En nu kunnen we gaan rekenen :)
Slide 10 - Tekstslide
Even oefenen.....
Je krijgt een aantal meerkeuzenvragen. Probeer steeds het juiste antwoord te geven.
Slide 11 - Tekstslide
Bereken de oppervlakte
A
40,5 m2
B
48 m2
C
36 m2
D
38,75 m2
Slide 12 - Quizvraag
Bereken de oppervlakte.
A
180m2
B
200m2
C
188m2
D
172m2
Slide 13 - Quizvraag
Aan de slag
Maak opdracht 28, 29, 30,31, 32, van paragraaf 8.4 (blz. 54, 55 en 56)