Landstede Groep

Scheikunde Vaardigheden 3

Scheikunde vaardigheden 3
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Scheikunde vaardigheden 3

Slide 1 - Tekstslide

10voorbiologie
Ga naar de methode
Klik op de thema's
Scroll helemaal tot thema 18
Open "scheikunde voor de biologie"

Slide 2 - Tekstslide

Vorige lessen
Belangrijke elementen
Bouw van een atoom (protonen, neutronen, electronen)
Bindingen, Molecuulformules
ionen
alcoholen


Slide 3 - Tekstslide

Geef de molecuulformule van dit molecuul

Slide 4 - Open vraag

Hoek in structuurformule: C
X
X
X

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat voor soort groep maakt een alcohol?

Slide 7 - Open vraag

samenvatting
  • je kent de elementen C,H,O,N,P,S,Na,K,Fe,Cl,I,Br
  • je kunt uit het periodiek systeem afleiden hoeveel protonen, neutronen of electronen in een atoom zitten
  • Je kunt molecuul-, structuurformules en molecuulmodellen lezen (binding:streepje, hoek:C)
  • Je weet van C,H,O,N,S,Cl,I,Br hoeveel bindingen ze kunnen maken
  • moleculen kunnen electronen afstaan (+) op opnemen (-)
  • waterstofbrug:zwakke binding tussen moleculen (stippellijn /H-O...H)
  • alcohol wordt gevormd door een C-OH groep

Slide 8 - Tekstslide

Zuren en basen, wat weet je daar al van?

Slide 9 - Open vraag

Zuren en basen
Een zuur is een verbinding die, als het is opgelost, H+ ionen afgeeft
Een base is een verbinding die, als het is opgelost, OH- ionen afgeeft
(een base is een verbinding die, als het is opgelost, H+ ionen opneemt)

Slide 10 - Tekstslide

De zuurgraad / pH-waardes
Er is een eenheid waarmee je de zuurgraad van een stof kunt aangeven. Dat is de pH. De pH gaat van 0 tot 14. Beneden pH = 7 heb je het over zure oplossingen, boven 7 over basische (alkalische) oplossingen. Een oplossing met pH = 7 noem je neutraal.

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer zal een zuur pas H+ gaan afgeven?

Slide 12 - Open vraag

Toepassen
Je kent de kenmerken van zuren en basen en begrijpt de pH-schaal

maak opdracht 9 (alle vragen)
zoek behalve op bioplek ook alles op in BINAS 67


timer
4:00

Slide 13 - Tekstslide

Concentratie en verdunnen, massa- en volumepercentages

Slide 14 - Tekstslide

Wat is eigenlijk de concentratie?

Slide 15 - Open vraag

Hoeveel cL alcohol zit er in Wodka Redbull?

Slide 16 - Tekstslide

Verband concentratie, hoeveelheid & volume
2 = 6 / 3
3 = 6 / 2
6 = 3 * 2

Slide 17 - Tekstslide

Verdunningsreeks maken
Je wilt weten bij welke concentratie van een voedingsstof een plant het beste groeit. Je maakt dan oplossingen van verschillende concentraties van de voedingsstof en test dan met welke oplossing van die stof de plant de meeste groei vertoont/opbrengst heeft. Je gebruikt dus een verdunningsreeks van die opgeloste stof.

Bedenk samen met je buurman/buurvrouw hoe je zo'n verdunningsreeks zou maken
timer
2:00

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Toepassen
Je kent het verband tussen concentratie, hoeveelheid & volume
Je kan verdunningsreeksen maken en berekenen

maak opdracht 12 (alle vragen)



timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Opgave 6
 Je gaat 4 ml van een oplossing (3,6 g/L) verdunnen tot een volume van 24 mL. Wat is de nieuwe concentratie?


Wie heeft deze opgelost en hoe heb je dat gedaan?

Slide 23 - Tekstslide

Opgave 6
Concentratie * Volume = hoeveelheid. 
Hoeveelheid veranderd niet, dus:
Conc. (voor) * Volume (voor) = Conc. (na) * Volume (na)
3,6 * 4 = conc. (na) * 24
conc. (na) = 0,6

Slide 24 - Tekstslide

Molair en mol
de eenheid en de grootheid

Men gebruikt de grootheid mol voor het aantal atomen of aantal moleculen van een stof; 1 mol bevat 6 x 1023 atomen of moleculen.

Een mol is een vast getal. Net als bijvoorbeeld een dozijn of een gros

Slide 25 - Tekstslide

Mol
1 mol van een stof is zoveel gram van die stof als de atoommassa/molecuulmassa van die stof aangeeft.

Voorbeeld:
Water heeft een molecuulmassa van 18 
(2 * H = 2) + (1 * O = 16)
Dus 1 mol water = 18 gram

Slide 26 - Tekstslide

Molair
Dat is de hoeveelheid mol per Liter. Het wordt aangegeven met (M). Je hebt het dan over de molariteit van een oplossing.

Voorbeeld:
1 liter van 1 molair (1M) zoutzuur bevat 36,5 gram HCl
want HCL heeft een molecuulmassa van 36,5
(1 * H = 1) + (1 * Cl = 35,5) = 36,5

Slide 27 - Tekstslide

Toepassen
Je kent het verband tussen molecuulmassa, mol en molair

maak opdracht 13 (alle vragen)



timer
5:00

Slide 28 - Tekstslide

Wat geeft een mol aan?
A
Hoeveelheid
B
Concentratie
C
Volume

Slide 29 - Quizvraag

In een flesje bier van 330 mL zit 5% alcohol. Hoeveel alcohol zit er eigenlijk in zo'n flesje?
A
165 g
B
1,65 g
C
16,5 g
D
0,165 g

Slide 30 - Quizvraag

Als een oplossing zuurder wordt, wat gebeurt er dan met de H+?
A
Er komen er meer in de oplossing
B
Er komen er minder in de oplossing
C
Er zit geen H+ in de oplossing
D
Er gebeurt niets met de H+

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Van de doelstellingen van vandaag beheers ik
A
1 van de 3
B
2 van de 3
C
3 van de 3
D
0 van de 3

Slide 33 - Quizvraag

Beheers je een doelstelling niet
Lees en maak die opdrachten volgende week nog eens
Maak een groepje tijdens KWT. Leg elkaar de stof uit en test elkaar dmv vragen te stellen
Vraag meneer Oosterhoff/Boot om extra oefening en/of uitleg

Opdrachten af deze les: 8, 12, 13
Opdrachten af totaal: 1,2,3,4,5,7,8,9,12,13

Slide 34 - Tekstslide

Beheers je alle doelstellingen en heb je alles gemaakt


Maak een samenvatting van opdrachten 7,8,9,12,13. Lever deze bij mij in voor (of aan het begin) van het 7e uur. Dan hoef je de laatste les niet bij te wonen.

Beheers je nog niet alles of heb je nog niet alles af, dan ben je er het 7e uur gewoon. 


Slide 35 - Tekstslide