In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
oefenvragen toets
Slide 1 - Tekstslide
De zwarte lijn in de afbeelding laat zien hoe de hoeveelheid glucose in zijn bloed verandert. De blauwe balk geeft de normale hoeveelheid glucose in zijn bloed aan. Een aantal momenten op de grafieklijn is omcirkeld. Bij welke cirkel start de alvleesklier met de aanmaak van glucagon? Leg je antwoord uit (I, 2p)
Slide 2 - Open vraag
6. Thijs heeft bij Jasper thuis gegamed. Als hij thuiskomt heeft hij een loopneus en brandende ogen. Zijn vader zegt dat hij waarschijnlijk een allergische reactie heeft op de huidschilfers van de kat van Jasper. Huidschilfers van katten zijn voor Thijs dan.... (T1, 2p)
A
antibiotica
B
antistoffen
C
allergenen
D
mestcellen
Slide 3 - Quizvraag
9.4 Meisjes en jongens in Nederland krijgen een prik tegen het HPV-virus. Wat voor soort immuniteit levert dat op? (T1)
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit
Slide 4 - Quizvraag
9.5 iemand kan geen bloed(rood) ontvangen van bloedgroep AB+, welke bloedgroep heeft deze persoon.
A
AB+
B
AB-
C
A+
D
0-
Slide 5 - Quizvraag
9.5 Een resusbaby ontstaat als de moeder Rh- is en na een besmetting (bv. bij een eerdere bevalling) resusantistoffen heeft gemaakt. Deze antistoffen komen in het bloed van een volgend kind dat Rh+ is. De antistoffen breken het bloed van het kind af. Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan? (T2)
A
De moeder voor de geboorte vaccineren met een resusantigeen.
B
De moeder direct na de geboorte inspuiten met stoffen die antistof aanmaken tegengaan
C
De moeder tijdens de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
D
De moeder voor de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
Slide 6 - Quizvraag
Laatste vraag
Vraag uit de toets van afgelopen jaar (T2)
Geef antwoord op de vorige vraag
Slide 7 - Tekstslide
Welk van de bovenstaande beweringen is/zijn juist? (T2)
A
Beide beweringen zijn juist
B
Alleen bewering 1 is juist
C
Alleen bewering 2 is juist
D
Beide beweringen zijn onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
antwoord op vorige vraag
A
a
B
b
C
c
D
d
Slide 10 - Quizvraag
mocht je naar een gebied gaan waar veel honddolheid is, kun je van te voren een vaccin halen. Welke immuniteit levert dat op?
A
kunstmatige actieve
B
kunstmatige passieve
C
natuurlijke actieve
D
natuurlijke passieve
Slide 11 - Quizvraag
leg uit of je bij hondsdolheid (bij mensen) ook natuurlijke actieve immuniteit hebt?