Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
Zelfstandige les Cursus 5.1 Voor de oorlog
cursus 5.1 Voor de oorlog
1 / 35
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
cursus 5.1 Voor de oorlog
Slide 1 - Tekstslide
De Eerste Wereldoorlog
Slide 2 - Woordweb
Tussen 1914 en 1918 was er een
grote oorlog in Europa aan de gang, de Eerste Wereldoorlog.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Tussen 1940 en 1945 was er een
grote oorlog in Europa aan de gang, de Eerste Wereldoorlog.
A
juist
B
ojuist
Slide 4 - Quizvraag
Tijdens de Eerste wereld oorlog hielpen Duitsland en Oost-Hongarije elkaar.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Tijdens de eerste wereldoorlog waren Frankrijk, Groot Brittannië en Rusland vijanden van elkaar.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Frankrijk, Groot Britannië en Rusland
Duitsland en Oost-Hongarije
Er doen veel landen op de wereld mee aan een oorlog.
1900-1950
1914 - 1918
Geallieerden
Centralen
Wereldoorlog
Tijd van de wereldoorlogen
Eerste wereldoorlog
Slide 7 - Sleepvraag
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije
A
Eerste wereldoorlog
B
geallieerden
C
centralen
D
tijd van de wereldoorlogen
Slide 8 - Quizvraag
Tijd van 1900 t/m 1950
A
Eerste wereldoorlog
B
geallieerden
C
centralen
D
tijd van de wereldoorlogen
Slide 9 - Quizvraag
Tijd van 1914 t/m 1918
A
Eerste wereldoorlog
B
geallieerden
C
centralen
D
tijd van de wereldoorlogen
Slide 10 - Quizvraag
Frankrijk, Groot Britannië en Rusland
A
Eerste wereldoorlog
B
geallieerden
C
centralen
D
tijd van de wereldoorlogen
Slide 11 - Quizvraag
In de eerste wereld oorlog vielen er bijna geen doden in de loopgraven.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Er waren veel nieuwe wapens waaronder: mitrailleurs, gifgas en bazooka's
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Nederland bleef neutraal en deed niet mee met de oorlog.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Duitsland verloor uiteindelijk de oorlog.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
De overwinnaars vonden dat Duitsland de oorlog was begonnen en beloond moest worden.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Duitsland moest de schade terugbetalen die was ontstaan door de oorlog.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Veel Duitsers vonden dit terecht en waren opgelucht.
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Eerste wereldoorlog
A
Frankrijk, Groot Brittannië en Rusland
B
1900-1950
C
1914-1918
D
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije
Slide 19 - Quizvraag
Tijd van wereld oorlogen
A
Frankrijk, Groot Brittannië en Rusland
B
1900-1950
C
1914-1918
D
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije
Slide 20 - Quizvraag
Centralen
A
Frankrijk, Groot Brittannië en Rusland
B
1900-1950
C
1914-1918
D
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije
Slide 21 - Quizvraag
Geallieerden
A
Frankrijk, Groot Brittannië en Rusland
B
1900-1950
C
1914-1918
D
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije
Slide 22 - Quizvraag
Frankrijk, Groot Britannië en Rusland
Duitsland en Oost-Hongarije
1900-1950
1914 - 1918
Slide 23 - Sleepvraag
Geallieerden
Centralen
Tijd van wereldoorlogen
Eerste wereldoorlog
Slide 24 - Sleepvraag
Na de Eerste Wereldoorlog waren de problemen in Europa voorbij.
A
juist
B
onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Doordat de fabrieken en kolenmijnen verwoest waren, ging het de eerste jaren na de oorlog goed met de economie.
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quizvraag
In de jaren 1920 ging het weer beter met de Europese economie.
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quizvraag
De mensen waren optimistisch en de economie daalde.
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Vooral in de Verenigde Staten draaiden de fabrieken op volle kracht.
A
juist
B
onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Daar verdienden de mensen zo veel geld, dat zij voor het eerst geen auto konden kopen.
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quizvraag
En wie al die prachtige spullen zelf niet kon betalen, leende geld bij de banken.
A
juist
B
onjuist
Slide 31 - Quizvraag
Wat betekent welvaart:
A
Als het goed gaat de economie van een land.
B
Als het slecht gaat met de economie van een land.
C
Als er een oorlog is in een land.
D
Als er geen oorlog is in een land.
Slide 32 - Quizvraag
Aan de welvaart van 1920 kwam helemaal geen einde.
A
juist
B
onjuist
Slide 33 - Quizvraag
Veel mensen hadden zo veel schulden dat zij alles konden kopen.
A
juist
B
onjuist
Slide 34 - Quizvraag
Bedrijven gingen minder produceren en moesten steeds meer personeel ontslaan.
A
juist
B
onjuist
Slide 35 - Quizvraag