12. Je beschrijft de bouw van DNA en de DNA-code voor eiwitten.
13. Je beschrijft waarin (de bouw van) RNA verschilt met (die van) DNA en je vertaalt de DNA-code naar RNA-code en andersom.
14. Je vertaalt de RNA-code naar aminozuren en andersom en je beschrijft de vorming en de afwerking van eiwitten door organellen.