Landstede Groep

6.4 Rekenen aan reacties (deel 1)

6.4 Rekenen aan reacties
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

6.4 Rekenen aan reacties
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel voor vandaag
"Ik kan aan het einde van deze les de massa van stoffen door een reactievergelijking berekenen"

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht
Bereken hoeveel zuurstof je nodig hebt bij de verbranding van 13 gram ijzer.
Pak een leeg A4 papier

Slide 4 - Tekstslide


Je verbrandt ijzer. Geef de kloppende reactievergelijking en lever een foto in.

Slide 5 - Open vraag

Succescriteria: Waar voldoet een goede reactievergelijking aan? 

Slide 6 - Woordweb

Uitleg
- juiste stoffen
- juiste coëfficiënten 
- juiste fase

2 Fe (s) + O2 (g) → 2 FeO (s)

Slide 7 - Tekstslide


Wat zijn de molecuulmassa's van Fe, O2 en FeO? 

Slide 8 - Open vraag


Wat zijn de molecuulmassa's van 2 FeO? 

Slide 9 - Open vraag

Uitleg
Schrijf de molecuulmassa's onder de molecuulformules.

LET OP de coëfficiënten.
2 Fe (s) + O2 (g) → 2 FeO (s)
111,6            32               143,6 

Slide 10 - Tekstslide


Wat is een verhoudingstabel?

Slide 11 - Open vraag


Wat moeten we ook alweer berekenen?

Slide 12 - Open vraag

Uitleg
Maak een verhoudingstabel waarin je bovenin het aantal gram ijzer zet en onderin het aantal gram zuurstof.
2 Fe (s) + O2 (g) → 2 FeO (s)
111,6            32               143,6 
ijzer
zuurstof

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg
Zet achter de namen van de stoffen de bekende molecuulmassa's
2 Fe (s) + O2 (g) → 2 FeO (s)
111,6            32               143,6 
ijzer
111,6
zuurstof
32

Slide 14 - Tekstslide


Welke massa is bekend?

Slide 15 - Open vraag

Uitleg
Zet ook de bekende massa, in dit geval die van ijzer op de juiste plaats in de verhoudingstabel.
2 Fe (s) + O2 (g) → 2 FeO (s)
111,6            32               143,6 
ijzer
111,6
1
13 
zuurstof
32
:111,6
x13

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg
Bereken de onbekende, in dit geval is dat zuurstof.
2 Fe (s) + O2 (g) → 2 FeO (s)
111,6            32               143,6 
ijzer
111,6
1
13 
zuurstof
32
0,286
3,73
:111,6
x13
:111,6
x13

Slide 17 - Tekstslide


Wat is dus het antwoord op je vraag? Maak een foto van jouw complete berekening/aantekening

Slide 18 - Open vraag

Antwoord
Geef antwoord op de vraag.
2 Fe (s) + O2 (g) → 2 FeO (s)
111,6            32               143,6 
ijzer
111,6
1
13 
zuurstof
32
0,286
3,73
:111,6
x13
:111,6
x13
Bij de verbranding van 13 gram ijzer is 3,73 gram zuurstof nodig.

Slide 19 - Tekstslide

Succescriteria: Waar moet een goed antwoord op deze vraag allemaal aan voldoen?

Slide 20 - Woordweb

Als je nu jouw stappenplan bekijkt, hoeveel punten zou jij jezelf geven?
1
2
3
4
5

Slide 21 - Poll

Herhalingsopdracht
Herhalingsopdracht
Minke en Piet doen een experiment. Ze laten natrium met zuurstof reageren, er ontstaat dan dinatriumoxide.
Laat met de volgende stappen zien hoeveel zuurstof er nodig is om 180 gram natrium om te zetten in dinatriumoxide
  1. Maak een kloppende vergelijking,
  2. Zet onder deze vergelijking de molecuulmassa per stof.
  3. Bepaal de massaverhouding,
  4. Voer de berekening uit m.b.v. een verhoudingstabel,
  5. Geef antwoord op de vraag,
Maak een foto van je uitwerking plaats deze op de volgende slide.
timer
5:00
Overleggen? 
"JA GRAAG"

Slide 22 - Tekstslide

Voeg hier je foto van de uitwerking van de vorige slide toe.

Slide 23 - Open vraag


Hoe goed beheers jij dit leerdoel?
"Ik kan aan het einde van deze les de massa van stoffen door een reactievergelijking berekenen"
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Wat vonden jullie van deze les?

Slide 25 - Open vraag


Huiswerk
1. Maken en nakijken opdracht 1 t/m 9 van paragraaf 6.4
2. Maak hier foto's van en lever hier foto's blz. 107 en 108

Slide 26 - Open vraag