Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
H3I - 23-06-2022 - oefenen toetsweek
H3I ~ français ~ 23-06-2022
Oefenen toetsweek
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
H3I ~ français ~ 23-06-2022
Oefenen toetsweek
Slide 1 - Tekstslide
Le programme
Voorbeeldvragen toetsweek oefenen
Slim Stampen / verbuga
Slide 2 - Tekstslide
Delend lidwoord
Kies uit: du, de la, de l', des, de, d', le, la, l', les
Slide 3 - Tekstslide
Mon plat préféré, ce sont les pâtes. J’adore ___ pâtes.
Slide 4 - Open vraag
Ma mère sait préparer ___ pâtes délicieuses.
Slide 5 - Open vraag
Elle utilise beaucoup ___ légumes, pas de viande!
Slide 6 - Open vraag
Delend lidwoord
Geen lidwoord NL? Delend lidwoord FR:
du / de la / de l' / des
Hoeveelheid: de / d'
Na
aimer, adorer, préférer, détester
: le / la / l' / les
Slide 7 - Tekstslide
Het werkwoord venir
Slide 8 - Tekstslide
Samedi, mes sœurs ___ (venir, passé composé) diner chez nous.
Slide 9 - Open vraag
Et vous ___ (venir, présent) diner ce soir?
Slide 10 - Open vraag
Ton frère ___ (venir, présent) diner aussi?
Slide 11 - Open vraag
Venir - présent
je
viens
tu
viens
il/elle/on
vient
nous
venons
vous
venez
ils/elles
viennent
Slide 12 - Tekstslide
Venir - passé composé
Hulpwerkwoord
être
+ voltooid deelwoord
venu
Vorm van
venu
aanpassen aan onderwerp (evt. extra
e / s
)
Slide 13 - Tekstslide
Woordvolgorde
Zet in de juiste volgorde
Slide 14 - Tekstslide
Sophie – aller à l’école – veut – ne – pas
Slide 15 - Open vraag
les magasins – va – Elle – avec ses copines – faire
Slide 16 - Open vraag
déjà – Hier, - elle – fait les magasins – a
Slide 17 - Open vraag
Woordvolgorde
onderwerp + persoonsvorm + ander ww + rest van de zin
ontkenning om persoonsvorm heen
direct na persoonsvorm:
souvent, toujours, encore, bien, mal, beaucoup, déjà
tijd/plaats vooraan of achteraan
Slide 18 - Tekstslide
Werkwoorden
Regelmatige (-er, -ir, -re) en onregelmatige (avoir, être, aller, faire) werkwoorden
Présent, passé composé, futur proche
Slide 19 - Tekstslide
Elle ___ (parler, présent) français?
Slide 20 - Open vraag
Ils ___ (choisir, présent) le français.
Slide 21 - Open vraag
Vous ___ (entendre, présent) ce bruit?
Slide 22 - Open vraag
J' ___ (avoir, présent) 15 ans.
Slide 23 - Open vraag
Nous ___ (être, présent) en vacances.
Slide 24 - Open vraag
Tu ___ (faire, présent) tes devoirs?
Slide 25 - Open vraag
Elles ___ (aller, présent) en France.
Slide 26 - Open vraag
J' ___ (faire, passé composé) une erreur.
Slide 27 - Open vraag
Elle ___ (aller, passé composé) à la plage.
Slide 28 - Open vraag
Ils ___ (choisir, passé composé) le plat.
Slide 29 - Open vraag
Vous ___ (faire, futur proche) les magasins?
Slide 30 - Open vraag
Elles ___ (manger, futur proche) au restaurant.
Slide 31 - Open vraag
Nous ___ (apprendre, futur proche) le français.
Slide 32 - Open vraag
Werkwoorden
Regelmatige werkwoorden: -er, -ir, -re
Onregelmatige werkwoorden: avoir, être, aller, faire
Tijden: présent, passé composé (let op avoir/être als hulpwerkwoord), futur proche (vorm van
aller
+ heel werkwoord)
Slide 33 - Tekstslide
Le programme
Voorbeeldvragen toetsweek oefenen
Slim Stampen / verbuga:
- delend lidwoord (CH5D)
- venir (CH5H / verbuga)
- woordvolgorde (CH6H)
- werkwoorden (verbuga)
Slide 34 - Tekstslide