Landstede Groep

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken BL + KL

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken  (Les 1)
1 / 120
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 120 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken  (Les 1)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toets is vandaag over 3 weken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk
  • Weer 3 lessen van 3.3 
  • Deze paragraaf veel formules!
  • Let goed op en houd overzicht!
R=IU

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor vandaag
  • Vorige les 
  • Uitleg bij 3.3 
  • Opdrachten maken bij 3.3
  • Vragen via LessonUp
  • Lesafsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

R=IU
Weerstand
R
in Ohm
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
Ω
Wet van Ohm

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een nachtlampje zit een weerstand. Over deze weerstand staat een spanning van 4,0 V. Door die weerstand loopt een stroom van 0,025 A.
Bereken de grootte van de weerstand.

  1. Gegeven
  2. Gevraagd
  3. Formule
  4. Berekening
  5. Antwoord 
R=IU
Naam en antwoord op blaadje geven
timer
3:00
Bewaar blaadje: straks nog een vraag

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 3.3
  • Wat is het vermogen van een apparaat?
  • Hoe bereken je het vermogen?
  • Waarmee meet je energiegebruik?
  • Hoe bereken je het energiegebruik?
  • Wat kost de gebruikte energie
  • Wat is rendement?
  • Hoe kies je het juiste apparaat?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Watt is vermogen?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
Het vermogen zegt wat over hoeveel energie het apparaat verbruikt
Hoe groter het vermogen hoe meer/minder? energie het apparaat gebruikt

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
Vermogen= de hoeveelheid energie die een apparaat per s omzet

De afkorting voor vermogen is de hoofdletter van het Engelse woord voor vermogen, power.
 
De eenheid van vermogen is  watt (W).


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je het vermogen?
Vermogen
P
in Watt
W
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
P=UI

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
P
in Watt
W
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
P=UI
R=IU
Weerstand
R
in Ohm
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
Ω

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
Vermogen hangt af van spanning en stroomsterkte

Op ieder elektrisch apparaat staat het 
vermogen aangegeven op het typeplaatje.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid
Symbool
Eenheid
afkorting
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Capaciteit
C
ampere-uur
Ah
Weerstand
R
ohm
Ω
Vermogen
P
Watt
W
Vul tabel aan:  

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen berekenen
Vermogen hangt af van spanning en stroomsterkte. Vermogen kun je berekenen met:





P = vermogen in Watt (W)
U = spanning in Volt (V)
I = stroomsterkte in ampere (A)
P=UI

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen berekenen
Een formule geeft een verband aan. 
- Wat gebeurd er met mijn vermogen als de stroomsterkte omhoog gaat?
- Wat gebeurd er met het vermogen als de spanning omhoog gaat?


P=UI

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overzicht
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Vermogen
P
Watt
W

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Een wasmachine is aangesloten op het lichtnet (230V). de stroomsterkte door de wasmachine is 13,3 A. Bereken het vermogen van de wasmachine. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • U = 230 V             I = 13,3 A 
  • Vermogen P =?
  •  P = U x I
  •  P = 230 x 13,3 = 3059
  • Het vermogen is 3059 W
P=UI

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het vermogen van een boormachine met een spanning van 230V en een stroomsterkte van 3,9A?

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
P=UI
timer
3:00
Naam en antwoord op blaadje geven

Slide 21 - Tekstslide

897 W
Aan de slag
Wat KBL: Maken op BLZ 111 van 3.3 opdracht 2 t/m 11
Wat BBL: Maken op BLZ 124 van 3.3 opdracht 2 t/m 9
Hoe: Zelfstandig / samen met degene naast je 
Hulp: buurman/ buurvrouw en ik loop langs
Tijd: 20 Min
Resultaat: Inzicht krijgen in beheersing leerdoelen 3.2. 
Klaar: aangeven bij mij: 1. Nakijken 2. ander vak. 

Geen mobiel

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
  • Wat is het vermogen van een apparaat?
  • Hoe bereken je het vermogen?
P=UI

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Vermogen
P
Watt
W

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga nu naar LessonUp
Voer de code linksonder in 
Mag op je mobiel (tenzij je andere dingen doet)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
A
I
B
U
C
P
D
R

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

formule van vermogen is
A
vermogen = spanning / stroomsterkte
B
vermogen = spanning x stroomsterkte
C
vermogen = spanning + stroomsterkte
D
vermogen = spanning - stroomsterkte

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je het vermogen?
A
P = U/I
B
P = I x R
C
P = U x I
D
P = I / R

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de eenheid van vermogen?
(Het vermogen is bijvoorbeeld 40 ...)
A
Watt
B
Volt
C
Ampère
D
Spanning

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is (net als van kg naar g).
A
250 000 kW
B
0,250 kW
C
2,5 kW
D
25 kW

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het vermogen?
A
230 Volt
B
0,3 Ampere
C
9 Volt
D
6 Watt

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Apparaten met een klein vermogen zijn energiezuiniger dan apparaten met een groot vermogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ampère
Volt
Watt
Spanning
Stroomsterke
Vermogen

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
  • Huiswerk: maken van 3.3 opdracht 1 t/m 12 
  • Volgende les: verder met 3.3

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken  (Les2)
Deze les is ALLEEN voor KBL

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor vandaag
  • Vorige les 
  • Uitleg bij 3.3 
  • Opdrachten maken bij 3.3
  • Opdrachten maken werken met formules 
  • Lesafsluiting

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vorige les
  • Wat is het vermogen van een apparaat?
  • Hoe bereken je het vermogen?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit is het typeplaatje van een magnetron.
Wat is het vermogen?
A
230 V
B
50 Hz
C
2900 W
D
2450 MHz

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
  • Hoe bereken je het vermogen?
  • Hoe schrijf ik formules om?
P=UI
Verschil BBL en KBL

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formules omschrijven
P = U x I
I = P/I
U = P/I

Gemakkelijke getallen:
6 = 2 x 3

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binas

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen berekenen
Vermogen hangt af van spanning en stroomsterkte. Vermogen kun je berekenen met:





P = vermogen in Watt (W)
U = spanning in Volt (V)
I = stroomsterkte in ampere (A)
P=UI

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Een koffiezetapparaat heeft een vermogen van 700 W. 
Hij is aangesloten op 230 V. Wat is de stroomsterkte?
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • U = 230 V             P = 700 W
  • I
  •  I = P : U
  •  I = 700 : 230 = 3,04 
  • Stroomsterkte is 3,04 A

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als een elektromotor (96 V) op vol vermogen werkt, loopt er een stroom van 0,164 A.
Bereken het vermogen van de elektromotor in W.

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
timer
4:00

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als een elektromotor (96 V) op vol vermogen werkt, loopt er een stroom van 164 mA.
Bereken het vermogen van de elektromotor.

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
timer
4:00

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Spanning in V en stroomsterkte in mA?
Stroomsterkte omrekenen naar A
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Vermogen
P
Watt
W

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Vermogen
P
Watt
W

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Een wasmachine is aangesloten op het lichtnet (0,23 kV). de stroomsterkte door de wasmachine is 13,3 A. Bereken het vermogen van de wasmachine. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • U = 0,23 kV = 230 V             I = 13,3 A 
  • Vermogen P =?
  •  P = U x I
  •  P = 230 x 13,3 = 3059
  • Het vermogen is 3059 W
P=UI

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binas
  • Tabel 6: grootheden 
  • Tabel 7 - 12: formules (12 over elektriciteit)
  • Gebruik straks bij de opdrachten het Binas boekje! 

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat nu te doen
  • Maak opgave 12 van BLZ 113 (mag samen)
  • Maak daarna de opdrachten 1 t/m 6 van het blad (ALLEEN)
  • Klaar? aan mij laten zien + nakijken 

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stroomsterkte
capaciteit
weerstand
spanning
vermogen
Ohm
Ampère
Ampère uur
Volt
Watt
C = I x t
P = U x I
R= U : I

Slide 53 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
  • Hoe bereken je het vermogen?
  • Hoe schrijf ik formules om?
  • Overzicht krijgen in formules 
P=UI
Verschil BBL en KBL

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formules tot nu toe
R=IU
P=UI
3.1
3.2
3.3

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
  • Huiswerk: zorg dat je opgave 12 af hebt + opdrachten van het blad
  • Volgende les: verder met 3.3 

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken  (Les 3)

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor vandaag
  • Vorige les 
  • Uitleg bij 3.3 
  • Opdrachten maken bij 3.3
  • Binas doornemen
  • Lesafsluiting

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vorige les:
  • Hoe bereken je het vermogen?
  • Hoe schrijf ik formules om (KBL)?
P=UI
Verschil BBL en KBL

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid 
Symbool
Eenheid
Symbool
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Vermogen
P
Watt
W

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het vermogen van een boormachine met een spanning van 230V en een stroomsterkte van 1,2 A?

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
P=UI
timer
4:00
Naam en antwoord op blaadje geven

Slide 61 - Tekstslide

276 W
Leerdoelen vandaag
  • Waarmee meet je energiegebruik?
  • Hoe bereken je het energiegebruik?

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Energiegebruik
Hoe meet je energiegebruik?

  • Energiegebruik > omzetting van energie in apparaten
    - afhankelijk van het vermogen van apparaat
    - hoelang het apparaat gebruikt wordt
    - ene apparaat gebruikt meer energie dan ander apparaat


Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Energiegebruik
Hoe meet je energiegebruik?
  • kilowattuurmeter > meet hoeveelheid elektrische energie een apparaat gebruikt en ook het totale energiegebruik in huis
    - geeft het energiegebruik aan in kilowattuur (kWh) > eenheid van energiegebruik

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik
300W
100W
1400W
2200W
850W
1200W
  • Vermogen van een apparaat geeft aan hoeveel energie een apparaat per seconde nodig heeft. 

  • Hoe langer een apparaat aanstaat hoe meer energie deze verbruikt









Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik
300W
100W
1400W
2200W
850W
1200W
  • Het energiegebruik(E) meet je in kilowattuur (kWh)









  • Hoeveel kilowatt verbruiken deze apparaten als je ze een uur gebruikt?

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen (P)

in Watt (W)




Snelheid
Energiegebruik (E)

in kilowattuur (kWh)




Afstand

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik bereken
Het energiegebruik hangt af van het vermogen en de tijd. Het energiegebruik bereken je met de volgende formule: 
E=Pt
E = energiegebruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uren (h)
Je hoeft de formule niet om te kunnen schrijven

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

80 kg 

20 mg 

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen in W gegeven en energiegebruik in kWh gevraagd?
E=Pt
Energiegebruik
E
kilowattuur
kWh
Tijd
t
uur
h
Vermogen
P
Watt
W

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1200W
E=Pt
E = energiegebruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uren (h)
Hoeveel kilowatt verbruikt de elektrische zaag als je deze een uur gebruikt?

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

E=Pt
E = energiegebruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uren (h)
Hoeveel kilowatt verbruikt de TV als je deze 2 uur gebruikt?
300W

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 73 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je ook kunnen?
TV staat half uur aan --> 0,5 uur
TV staat 90 minuten aan --> 1,5 uur
TV staat 6 minuten aan --> ? uur 



1,5 uur = NIET 1 uur en 50 minuten

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
voorbeeld berekening Energiegebruik: 
Klaas-Jan gebruikt zijn oven met een vermogen van 3500W voor 90 min. Bereken het energie gebruik van de oven. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • P = 3500 W = 3,5 kW             T = 90 min = 1,5 h 
  • Energiegebruik E = ?
  •  E = P x t
  • E = 3,5 x 1,5 = 5,25
  • Het energiegebruik is 5,25 kWh

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energie zo duur tegenwoordig?
1 kWh kost NU €0,79
In augustus 2021 was dit  €0,24 per kWh

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Klaas gebruikt zijn oven met een vermogen van 3500W voor 90 min. Net berekend: Het energiegebruik was dan 5,25 kWh. Hoeveel koste dit dan?
1 kWh kost NU €0,79

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binas BBL
T6: grootheden
T10: formules

Binas KBL
T6: grootheden
T10: formules

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

E=Pt
P=UI
R=IU

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule om stroomsterkte (I) te berekenen?

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: maak je eigen boekenlegger

  • Kijk straks terug naar de paragrafen (3.1 t/m 3.3) die we hebben gehad. 
  • Schrijf alle formules op je boekenlegger. 

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Voorkant en achterkant
  • Gebruik Binas T12 (KBL)
  • Gebruik Binas T10 (BBL)
  • Kijk welke we al hebben gehad en schrijf die op!

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mededeling
  • Volgende les invalles
  • Jullie gaan ook met NaSk bezig dus neem je boeken mee!

Vandaag eerder klaar? kan je verder met 3.3 alvast 

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
KBL + BBL: Maak je boekenlegger!
Wat KBL: Maken op BLZ 113 van 3.3 opdracht 13 t/m 19 
Wat BBL: Maken op BLZ 128 van 3.3 opdracht 12 t/m 15 + 17 + 18
Hoe: Zelfstandig / samen met degene naast je
Hulp: buurman/ buurvrouw en ik loop langs
Klaar: 1. Nakijken 2. Boekenlegger maken 3. verder met 3.3 (opdracht 20-23 BBL en 20-25 KBL)

Geen mobiel

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vandaag
  • Waarmee meet je energiegebruik?
  • Hoe bereken je het energiegebruik?

Slide 85 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid
Symbool
Eenheid
afkorting
Vermogen
P
Watt
W
Energie
E
Kilowattuur
kWh

Slide 86 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
  • Huiswerk KBL: maken 3.3 opdracht 13 t/m 19 en nakijken!
  • Huiswerk BBL: maken 3.3 opdracht 12 t/m 15 + 17 + 18 en nakijken!
  • Volgende les: verder met 3.3

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 

Slide 88 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken  (Les 4)

Slide 89 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor vandaag
  • Vorige les 
  • Uitleg bij rekenvaardigheden
  • Opdrachten maken rekenvaardigheden 
  • Vragen via LessonUp
  • Lesafsluiting

Slide 90 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vorige les 
  • Waarmee meet je energiegebruik?
  • Hoe bereken je het energiegebruik?

Slide 91 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid
Symbool
Eenheid
afkorting
Vermogen
P
Watt
W
Energie
E
Kilowattuur
kWh

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaas gebruikt zijn oven met een vermogen van 3500W voor 90 min. Bereken het energie gebruik van de oven. 

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening 
Antwoord 
timer
4:00

Slide 93 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
voorbeeld berekening Energiegebruik: 
Klaas gebruikt zijn oven met een vermogen van 3500W voor 90 min. Bereken het energie gebruik van de oven. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • P = 3500 W = 3,5 kW             T = 90 min = 1,5 h 
  • Energiegebruik E = ?
  •  E = P x t
  • E = 3,5 x 1,5 = 5,25
  • Het energiegebruik is 5,25 kWh

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vandaag
  • Wat kost de gebruikte energie?
  • Wat is rendement?
  • Hoe kies je het juiste apparaat?

Slide 95 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energie zo duur tegenwoordig?
1 kWh kost NU €0,79
In augustus 2021 was dit  €0,24 per kWh

Slide 96 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Klaas gebruikt zijn oven met een vermogen van 3500W voor 90 min. Net berekend: Het energiegebruik was dan 5,25 kWh. Hoeveel koste dit dan?
1 kWh kost NU €0,79

Slide 97 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rendement
  • In elektrische apparaten vindt energieomzetting plaats. 

  • Elektrische energie wordt omgezet in een andere vorm van energie: licht, beweging warmte 

Slide 98 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rendement
  • Rendement geeft aan hoeveel procent van de opgenomen energie nuttig wordt gebruikt -> nuttig betekend waarvoor je het wilt gebruiken. 

Slide 99 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rendement
Let op: kleinste hoeveelheid energie bovenaan. Klein getal : groot getal. 

Slide 100 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
voorbeeld berekening Rendement: 
een gloeilamp neemt 50 W aan vermogen op. De lamp gebruik 5 W nuttig. De rest wordt omgezet in warmte. Bereken het rendement. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • Pnuttig = 5 W            Ptotaal = 50 W
  • Rendement n
n= Pnuttig / Popgenomen x 100 %
  • n = 5 / 50 x 100 = 10
  • Het rendement is 10%

Slide 101 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid
Symbool
Eenheid
afkorting
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Capaciteit
C
ampere-uur
Ah
Weerstand
R
ohm
Ω
Vermogen
P
Watt
W
Energie
E
Kilowattuur
kWh
Tijd
t
uren
h
Rendement
x
procent
%

Slide 102 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 103 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 104 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 105 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat: Maken opdrachten van het blad 
Hoe: Zelfstandig 
Hulp: je boekenlegger + rekenmachine
Tijd: 15 Min
Klaar: aangeven bij mij: Nakijken 

timer
15:00

Slide 106 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De spanning
Noteer het symbool van de spanning
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 107 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van weerstand is
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 108 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke formule bereken je de weerstand?
Weerstand =
A
U=RI
B
R=IU
C
R=UI
D
I=UR

Slide 109 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stroomsterkte
Noteer het symbool van de stroomsterkte
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 110 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen is een grootheid.
Wat is de eenheid voor vermogen?
A
Watt (W)
B
Volt (V)
C
Power (p)
D
Ampère (A)

Slide 111 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het rendement?
A
De hoeveelheid energie die een apparaat levert
B
De hoeveelheid warmte die elke seconde vrijkomt.
C
Het percentage nuttig gebruikte energie
D
De hoeveelheid gebruikte energie in 1 sec

Slide 112 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand
A
I
B
R
C
U
D
P

Slide 113 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

E is het symbool voor?
A
Hoeveelheid energie
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 114 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik druk je uit in kW
A
Waar
B
Niet waar

Slide 115 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van stroomsterkte is ......
A
h
B
V
C
A
D
W

Slide 116 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van spanning is .....
A
h
B
W
C
A
D
V

Slide 117 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik = vermogen x tijd
A
waar
B
niet waar

Slide 118 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vandaag
  • Wat kost de gebruikte energie?
  • Wat is rendement?
  • Hoe kies je het juiste apparaat?

Slide 119 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
  • HW KBL: Maken op BLZ 115 van 3.3 opdracht 20 t/m 25
  • HW BBL: Maken op BLZ 130 van 3.3 opdracht 19 t/m 23 
  • Volgende les: verder met 3.4

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 

Slide 120 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies