Na een zoektocht van zes jaar ontdekte Howard Carter in 1922 eindelijk de toegang tot het graf van Toetanchamon. Na enkele maanden graafwerk kwam hij in 1923 ten slotte bij de grafkamer van de farao. Daar lazen de archeoloog en zijn helpers de volgende tekst: "Wie de slaap van de farao stoort, zal met de vleugels van de dood worden aangetast." Een dergelijke spreuk is inderdaad bij enkele graven gevonden om grafrovers af te schrikken, want het plunderen van graven was in de Oudheid een geliefde bezigheid van dieven. Dat maakte juist de vondst van de schat van Toetanchamon zo speciaal: alles was nog intact!
Kort na 1922 zouden veel medewerkers aan de expeditie onder mysterieuze omstandigheden zijn overleden. De eerste was de financier van de expeditie, de Britse Lord Carnarvon. Hij sneed tijdens het scheren een muggenbult op zijn linkerwang open, kreeg daardoor bloedvergiftiging en stierf op 5 april 1923. Op hetzelfde moment vielen alle lichten in Caïro uit en in Engeland stierf Carnarvons hondje diezelfde nacht. Op Toetanchamons gezicht werd later een zwart bultje op diens linkerwang aangetroffen, op dezelfde plek als de muggenbult van Lord Carnarvon.
In korte tijd overleden ook twee halfbroers van Lord Carnarvon. Een medewerker die tegen de sarcofaag getrapt zou hebben, brak kort daarna zijn nek. Professor Lafleur, die de gevonden voorwerpen bestudeerde, kwam plotseling te overlijden. Hetzelfde lot trof de wetenschapper die de röntgenfoto's van de mummie maakte. En een ambtenaar, die naar het graf was gestuurd om de sterfgevallen te onderzoeken, werd een paar dagen later ziek en overleed. In totaal zouden volgens het verhaal 22 mensen als gevolg van de vloek van de farao en de vleugels van de dood zijn overleden.