Landstede Groep

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken KL

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken  (Les 1)
1 / 135
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 135 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken  (Les 1)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk
  • Deze paragraaf veel formules!
  • Let goed op en houd overzicht!
R=IU
C = I x t 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor vandaag
  • Vorige les 
  • Uitleg bij 3.3 
  • Opdrachten maken bij 3.3
  • Vragen via LessonUp
  • Lesafsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

R=IU
Weerstand
Spanning
Stroomsterkte
Wet van Ohm

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

R=IU
Weerstand
R
in Ohm
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
Ω
Wet van Ohm

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formuledriehoek
R=IU

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De spanning in een weerstand is 6V, de stroomsterkte is 8A. Bereken de grootte van de weerstand. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
R=IU

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 3.3
  • Wat is het vermogen van een apparaat?
  • Hoe bereken je het vermogen?
  • Waarmee meet je energiegebruik?
  • Hoe bereken je het energiegebruik?
  • Wat kost de gebruikte energie
  • Wat is rendement?
  • Hoe kies je het juiste apparaat?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Watt is vermogen?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
Het vermogen zegt wat over hoeveel energie het apparaat verbruikt
Hoe groter het vermogen hoe meer/minder? energie het apparaat gebruikt

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
Vermogen= de hoeveelheid energie die een apparaat per s omzet

De afkorting voor vermogen is de hoofdletter van het Engelse woord voor vermogen, power.
 
De eenheid van vermogen is  watt (W).


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je het vermogen?
Vermogen
P
in Watt
W
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
P=UI

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
Vermogen hangt af van spanning en stroomsterkte

Op ieder elektrisch apparaat staat het 
vermogen aangegeven op het typeplaatje.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid
Symbool
Eenheid
afkorting
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Capaciteit
C
ampere-uur
Ah
Weerstand
R
ohm
Ω
Vermogen
P
Watt
W
Vul tabel aan:  

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
P
in Watt
W
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
P=UI
R=IU
Weerstand
R
in Ohm
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
Ω
Straks oefenblad over

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen berekenen
Vermogen hangt af van spanning en stroomsterkte. Vermogen kun je berekenen met:





P = vermogen in Watt (W)
U = spanning in Volt (V)
I = stroomsterkte in ampere (A)
P=UI

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen berekenen
Een formule geeft een verband aan. 
- Wat gebeurd er met mijn vermogen als de stroomsterkte omhoog gaat?
- Wat gebeurd er met het vermogen als de spanning omhoog gaat?


P=UI

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overzicht
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Vermogen
P
Watt
W

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Een wasmachine is aangesloten op het lichtnet (230V). de stroomsterkte door de wasmachine is 13,3 A. Bereken het vermogen van de wasmachine. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • U = 230 V             I = 13,3 A 
  • Vermogen P =?
  •  P = U x I
  •  P = 230 x 13,3 = 3059
  • Het vermogen is 3059 W
P=UI

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het vermogen van een boormachine met een spanning van 230V en een stroomsterkte van 3,9A?

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
P=UI
timer
3:00
Schrijf op blaadje + ik vraag straks de antwoorden

Slide 22 - Tekstslide

897 W
Bereken het vermogen van een boormachine met een spanning van 230V en een stroomsterkte van 3900 mA?

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
P=UI

Slide 23 - Tekstslide

897 W
Voor KBL; formule omschrijven
P=UI

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Een koffiezetapparaat heeft een vermogen van 700 W. 
Hij is aangesloten op 230 V. Wat is de stroomsterkte?
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • U = 230 V             P = 700 W
  • I
  •  I = P : U
  •  I = 700 : 230 = 3,04 
  • Stroomsterkte is 3,04 A

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een radio heeft een vermogen van 10 W. Door de radio gaat een stroom van 1,2 A. Bereken de spanning waarop de radio is aangesloten. 

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
timer
4:00
Naam en antwoord op blaadje geven
Schrijf op blaadje + ik vraag straks de antwoorden

Slide 26 - Tekstslide

897 W


Spanning in V en stroomsterkte in mA? omrekenen naar A!
Spanning
Stroomsterkte
Vermogen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Spanning in V en stroomsterkte in mA? omrekenen naar A!
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Vermogen
P
Watt
W

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binas

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag KBL
Wat 1: Maken opdrachten van het blad 
Wat 2: Maken op BLZ 111 van 3.3 opdracht 4 t/m 12 (7 + 8 niet)
Hoe: Zelfstandig / samen 
Klaar: 1. Nakijken 2. bij mij aangeven  

timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat 1: Maken opdrachten van het blad 
Wat 2 KBL: Maken op BLZ 111 van 3.3 opdracht 2 t/m 12 
Wat 2 BBL: Maken op BLZ 124 van 3.3 opdracht 3 t/m 9
Hoe: Zelfstandig / samen 
Klaar: 1. Nakijken 2. bij mij aangeven  

Bewaar het blad in je boek!
timer
15:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
  • Wat is het vermogen van een apparaat?
  • Hoe bereken je het vermogen?
P=UI

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Spanning in V en stroomsterkte in mA? omrekenen naar A!
Spanning
Stroomsterkte
Vermogen

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Vermogen
P
Watt
W

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga nu naar LessonUp
Voer de code linksonder in 
Mag op je mobiel (tenzij je andere dingen doet)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
A
I
B
U
C
P
D
R

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

formule van vermogen is
A
vermogen = spanning / stroomsterkte
B
vermogen = spanning x stroomsterkte
C
vermogen = spanning + stroomsterkte
D
vermogen = spanning - stroomsterkte

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je het vermogen?
A
P = U/I
B
P = I x R
C
P = U x I
D
P = I / R

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de eenheid van vermogen?
(Het vermogen is bijvoorbeeld 40 ...)
A
Watt
B
Volt
C
Ampère
D
Spanning

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.
A
250 000 kW
B
0,250 kW
C
2,5 kW
D
25 kW

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het vermogen?
A
230 Volt
B
0,3 Ampere
C
9 Volt
D
6 Watt

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist/onjuist:
Apparaten met een klein vermogen zijn energiezuiniger dan apparaten met een groot vermogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stroomsterkte
capaciteit
weerstand
spanning
vermogen
Ohm
Ampère
Ampère uur
Volt
Watt
C = I x t
P = U x I
R= U : I

Slide 45 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Formules tot nu toe
R=IU
P=UI
3.1
3.2
3.3

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
  • Huiswerk: maken van 3.3 opdracht 1 t/m 12 
  • Volgende les: verder met 3.3

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken  (Les2)

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor vandaag
  • Vorige les 
  • Uitleg bij 3.3 
  • Opdrachten maken bij 3.3
  • Opdrachten bespreken
  • Kahoot
  • Lesafsluiting

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag over 2 weken de toets 

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Wat KBL: Maken op BLZ 111 van 3.3 opdracht 2 t/m 12
Wat BBL: Maken op BLZ 124 van 3.3 opdracht 3 t/m 9

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vorige les
  • Wat is het vermogen van een apparaat?
  • Hoe bereken je het vermogen?

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit is het typeplaatje van een magnetron.
Wat is het vermogen?
A
230 V
B
50 Hz
C
2900 W
D
2450 MHz

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

80 kg 
20 mg 

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Spanning in V en stroomsterkte in mA? omrekenen naar A!
Spanning
Stroomsterkte
Vermogen

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Spanning in V en stroomsterkte in mA? omrekenen naar A!
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Vermogen
P
Watt
W

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als een elektromotor van 96 V op vol vermogen werkt, loopt er een stroom van 164 mA.
Bereken het vermogen in W van de elektromotor.

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
timer
3:00
P=UI

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vandaag
  • Waarmee meet je energiegebruik?
  • Hoe bereken je het energiegebruik?
  • Hoe werk ik met een Binas?

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Energiegebruik
Hoe meet je energiegebruik?

  • Energiegebruik > omzetting van energie in apparaten
    - afhankelijk van het vermogen van apparaat
    - hoelang het apparaat gebruikt wordt
    - ene apparaat gebruikt meer energie dan ander apparaat


Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Energiegebruik
Hoe meet je energiegebruik?
  • kilowattuurmeter > meet hoeveelheid elektrische energie een apparaat gebruikt en ook het totale energiegebruik in huis
    - geeft het energiegebruik aan in kilowattuur (kWh) > eenheid van energiegebruik

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik
300W
100W
1400W
2200W
850W
1200W
  • Vermogen van een apparaat geeft aan hoeveel energie een apparaat per seconde nodig heeft. 

  • Hoe langer een apparaat aanstaat hoe meer energie deze verbruikt









Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik
300W
100W
1400W
2200W
850W
1200W
  • Het energiegebruik(E) meet je in kilowattuur (kWh)









  • Hoeveel kilowatt verbruiken deze apparaten als je ze een uur gebruikt?

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen (P)

in Watt (W)




Snelheid
Energiegebruik (E)

in kilowattuur (kWh)




Afstand

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik bereken
Het energiegebruik hangt af van het vermogen en de tijd. Het energiegebruik bereken je met de volgende formule: 
E=Pt
E = energiegebruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uren (h)
Je hoeft de formule niet om te kunnen schrijven

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen in W gegeven en energiegebruik in kWh gevraagd?
E=Pt
Energiegebruik
E
kilowattuur
kWh
Tijd
t
uur
h
Vermogen
P
Watt
W

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1200W
E=Pt
E = energiegebruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uren (h)
Hoeveel kilowatt verbruikt de elektrische zaag als je deze een uur gebruikt?

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

E=Pt
E = energiegebruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uren (h)
Hoeveel kilowatt verbruikt de TV als je deze 2 uur gebruikt?
300W

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 68 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je ook kunnen?
TV staat half uur aan --> 0,5 uur
TV staat 90 minuten aan --> 1,5 uur
TV staat 6 minuten aan --> ? uur 



1,5 uur = NIET 1 uur en 50 minuten

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
voorbeeld berekening Energiegebruik: 
Klaas gebruikt zijn oven met een vermogen van 3500W voor 90 min. Bereken het energie gebruik van de oven. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • P = 3500 W = 3,5 kW             T = 90 min = 1,5 h 
  • Energiegebruik E = ?
  •  E = P x t
  • E = 3,5 x 1,5 = 5,25
  • Het energiegebruik is 5,25 kWh

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energie zo duur tegenwoordig?
1 kWh kost NU €0,79
In augustus 2021 was dit  €0,24 per kWh

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Klaas gebruikt zijn oven met een vermogen van 3500W voor 90 min. Net berekend: Het energiegebruik was dan 5,25 kWh. Hoeveel koste dit dan?
1 kWh kost NU €0,79

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binas

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

E=Pt
P=UI
R=IU

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule om stroomsterkte (I) te berekenen?

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag KBL
Wat: Maken op BLZ 113 van 3.3 opdracht 13 t/m 21
Hoe: Zelfstandig / samen 
Hulp: buurman/ buurvrouw en ik loop langs
Resultaat: leervragen van 3.3 beheersen
Klaar: 1. Nakijken 2. eigen boekenlegger maken 3. bij mij aangeven 

Gebruik Binas
timer
10:00

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat KBL: Maken op BLZ 113 van 3.3 opdracht 13 t/m 21
Wat BBL: Maken op BLZ 128 van 3.3 opdracht 12 t/m 18 (16 niet)
Hoe: Zelfstandig / samen 
Hulp: buurman/ buurvrouw en ik loop langs
Klaar: 1. Nakijken 2. eigen boekenlegger maken 3. bij mij aangeven 

Gebruik Binas
timer
10:00

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid
Symbool
Eenheid
afkorting
Vermogen
P
Watt
W
Energie
E
Kilowattuur
kWh

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formules tot nu toe
R=IU
P=UI
3.1
3.2
3.3
6 = 2 x 3 

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vandaag
  • Waarmee meet je energiegebruik?
  • Hoe bereken je het energiegebruik?
  • Hoe werk ik met een Binas
E=Pt

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
  • Huiswerk: maken 3.3 opdracht 13 t/m 19 
  • Volgende les: verder met 3.3

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3 Elektriciteit in huis - 3.3 Elektriciteit gebruiken  (Les 3)

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor vandaag
  • Vorige les 
  • Uitleg bij 3.3 
  • Eigen boekenlegger maken
  • Opdrachten maken bij 3.3
  • LessonUp vragen
  • Lesafsluiting

Slide 85 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Morgen check heel 6.1 t/m 6.4 af

Slide 86 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vorige les 
  • Waarmee meet je energiegebruik?
  • Hoe bereken je het energiegebruik?

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het symbool voor de grootheid energiegebruik is ...........
A
P
B
E
C
W
D
J

Slide 88 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische energiegebruik meet je met een?
A
Watt-meter
B
Ohm-meter
C
kWh-meter
D
Ampère-meter

Slide 89 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik = vermogen x tijd
A
waar
B
niet waar

Slide 90 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid
Symbool
Eenheid
afkorting
Vermogen
P
Watt
W
Energie
E
Kilowattuur
kWh

Slide 91 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
voorbeeld berekening Energiegebruik: 
Klaas gebruikt zijn oven met een vermogen van 3500W voor 90 min. Bereken het energie gebruik van de oven. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • P = 3500 W = 3,5 kW             T = 90 min = 1,5 h 
  • Energiegebruik E = ?
  •  E = P x t
  • E = 3,5 x 1,5 = 5,25
  • Het energiegebruik is 5,25 kWh

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vandaag
  • Wat kost de gebruikte energie?
  • Wat is rendement?
  • Hoe kies je het juiste apparaat?

Slide 93 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kost de gebruikte energie?

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energie zo duur tegenwoordig?
1 kWh kost NU €0,79
In augustus 2021 was dit  €0,24 per kWh

Slide 95 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Klaas gebruikt zijn oven met een vermogen van 3500W voor 90 min. Net berekend: Het energiegebruik was dan 5,25 kWh. Hoeveel koste dit dan?
1 kWh kost NU €0,79

Slide 96 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

300W
Hoeveel uur per dag kijk jij TV?
1 kWh kost 0,79 euro
Hoeveel kost één dag TV kijken?

Slide 97 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

365 dagen in een jaar 
300W
Hoeveel uur per dag kijk jij TV?
1 kWh kost 0,79 euro
Hoeveel kost een jaar lang TV kijken?

Slide 98 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is rendement?

Slide 99 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rendement
  • In elektrische apparaten vindt energieomzetting plaats. 

  • Elektrische energie wordt omgezet in een andere vorm van energie: licht, beweging warmte 

Slide 100 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rendement
  • Rendement geeft aan hoeveel procent van de opgenomen energie nuttig wordt gebruikt -> nuttig betekend waarvoor je het wilt gebruiken. 
  • Rendement symbool: 
Schrijf straks op je boekenlegger
η

Slide 101 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rendement
Let op: kleinste hoeveelheid energie bovenaan. Klein getal : groot getal. 
+ vergeet niet x 100

Slide 102 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
voorbeeld berekening Rendement: 
een gloeilamp neemt 50 W aan vermogen op. De lamp gebruik 5 W nuttig. De rest wordt omgezet in warmte. Bereken het rendement. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • Pnuttig = 5 W            Ptotaal = 50 W
  • Rendement n
n= Pnuttig / Popgenomen x 100 %
  • n = 5 / 50 x 100 = 10
  • Het rendement is 10%

Slide 103 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid
Symbool
Eenheid
afkorting
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Capaciteit
C
ampere-uur
Ah
Weerstand
R
ohm
Ω
Vermogen
P
Watt
W
Energie
E
Kilowattuur
kWh
Tijd
t
uren
h
Rendement
n
procent
%

Slide 104 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een waterkoker heeft een vermogen van 1200 W. Er wordt 700 W gebruikt voor het verwarmen van het water. Bereken het rendement van de waterkoker. 

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
timer
4:00

Slide 105 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kiest je het juiste apparaat?

Slide 106 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energielabel
  • Waarschijnlijk is een wasmachine met hoog energieverbruik goedkoper. 
  • Energie is zo duur, misschien toch de zuinige kopen?

Slide 107 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: maak je eigen boekenlegger

Deze krijg je 1x = goed bewaren
Alleen op dit papier
Precies dezelfde keur ik niet goed (overschrijven dus...)
Eigen naam erop
In deze les zo goed als af zijn 

Slide 108 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 109 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 110 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 111 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 112 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boekenlegger maken
  • Gebruik Binas
  • Gebruik boek BBL BLZ 144
  • Gebruik leerboek KBL BLZ 82
  • Klaar KBL?  Maken op BLZ 115 opdracht 20 t/m 25
  • Klaar BBL? Maken op BLZ 130 opdracht 19 t/m 23
timer
15:00

Slide 113 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag KBL
Wat KBL: Maken op BLZ 115 van 3.3 opdracht 20 t/m 25  + vul je boekenlegger aan 
Hoe: Zelfstandig / samen 
Klaar: 1. Nakijken 2. Aangeven bij mij 

timer
10:00

Slide 114 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat KBL: Maken op BLZ 115 van 3.3 opdracht 20 t/m 25 
Wat BBL: Maken op BLZ 130 van 3.3 opdracht 19 t/m 23 
Hoe: Zelfstandig / samen 
Klaar: 1. Check of 6.1 t/m 6.4 helemaal af is
             2. Nakijken 
             3. Boekenlegger afmaken 

timer
10:00

Slide 115 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 116 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 117 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vandaag
  • Wat kost de gebruikte energie?
  • Wat is rendement?
  • Hoe kies je het juiste apparaat?

Slide 118 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 119 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 120 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De spanning
Noteer het symbool van de spanning
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 121 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van weerstand is
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 122 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke formule bereken je de weerstand?
Weerstand =
A
U=RI
B
R=IU
C
R=UI
D
I=UR

Slide 123 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stroomsterkte
Noteer het symbool van de stroomsterkte
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 124 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spanning is een grootheid.
Wat is de eenheid voor spanning?
A
U
B
V
C
u
D
A

Slide 125 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rendement is
A
nuttige energie delen door het totaal x 100 %
B
totale energie delen door nuttig deel x 100 %
C
nuttige energie maal het totaal x 100 %
D
totale energie maal nuttig x 100 %

Slide 126 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stroomsterkte
Noteer de eenheid van de stroomsterkte
A
Volt
B
Ampère
C
Ohm
D
Watt

Slide 127 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat geeft de capaciteit van een batterij aan?
A
hoeveel spanning een batterij heeft
B
hoeveel elektrische lading je in de batterij kunt opslaan.
C
hoeveel volt een batterij levert

Slide 128 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen is een grootheid.
Wat is de eenheid voor vermogen?
A
Watt (W)
B
Volt (V)
C
Power (p)
D
Ampère (A)

Slide 129 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand
A
I
B
R
C
U
D
P

Slide 130 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

E is het symbool voor?
A
Energiegebruik
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 131 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik = vermogen x tijd
A
waar
B
niet waar

Slide 132 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Energiegebruik druk je uit in kW
A
Waar
B
Niet waar

Slide 133 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
A
I
B
U
C
P
D
R

Slide 134 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
  • Huiswerk: maken 3.3 opdracht 20 t/m 25
  • Volgende les: verder met 3.4

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 

Slide 135 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies