Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
Klas 2 oefenen 1e + 4e naamval + bezittelijke voornaamwoorden
De naamvallen
1e: Onderwerp
4e: Lijdend Voorwerp
1 / 21
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
De naamvallen
1e: Onderwerp
4e: Lijdend Voorwerp
Slide 1 - Tekstslide
Hoe vind je het Onderwerp?
Wie/wat + gezegde*
* gezegde zijn alle werkwoorden in de zin
Slide 2 - Tekstslide
Hoe vind je het Lijdend Voorwerp?
Wie/wat + gezegde + Onderwerp
Slide 3 - Tekstslide
Voorzetsels met een 4e naamval
durch, für, gegen, ohne , um
Slide 4 - Tekstslide
bis, durch, für, gegen, ohne, um
Welke naamval?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
Slide 5 - Quizvraag
Vertaal:
erhalten
A
krijgen
B
houden
C
vormgeven
D
mislukken
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het ONDERWERP in deze zin:
Der Imker versorgt die Bienen
Slide 7 - Open vraag
Wat is het LIJDEND VOORWERP?
Anton spielt Fußball
Slide 8 - Open vraag
D.. Mutter (v) kauft ein.. Eis (o)
A
die, eine
B
die, ein
C
der, ein
D
das, ein
Slide 9 - Quizvraag
Sein.. Vater (m) ist Krank.
A
seinen
B
sein
C
seiner
D
seine
Slide 10 - Quizvraag
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihren
C
Ihrer
D
Ihre
Slide 11 - Quizvraag
D..Mann (m) hat kein.. Auto (o)
A
der, kein
B
den, kein
C
der, keines
D
den, keines
Slide 12 - Quizvraag
Ich habe ein Geschenk für mein.... Freund.
A
meinen
B
meines
C
meiner
D
mein
Slide 13 - Quizvraag
Ich kann nicht ohne .......... (meine Freundin).
A
Sie
B
ihr
C
ihnen
D
sie
Slide 14 - Quizvraag
Heb ik alles begrepen?
A
Ja, ik vond het gemakkelijk
B
Als ik de grammatica leer, kan ik dit wel.
C
Ik heb nog wel een vraag.
D
Help! Ik begrijp er niets van!
Slide 15 - Quizvraag
Vertaal: das Zelt
Slide 16 - Open vraag
Vertaal: der Laden
Slide 17 - Open vraag
Vertaal: herstellen
Slide 18 - Open vraag
Vertaal: erlauben
A
beloven
B
geloven
C
eruitzien
D
toestaan
Slide 19 - Quizvraag
Vertaal:
versuchen
A
verzoeken
B
proberen
C
verzoek
D
verslaan
Slide 20 - Quizvraag
Ik ken de woordjes:
A
heel goed
B
goed
C
mwah.... matig
D
slecht
Slide 21 - Quizvraag