Grammatica 2.7:lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
Slide 2 - Tekstslide
2.7 opdracht 4
Slide 3 - Tekstslide
Zinsdelen
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Slide 4 - Tekstslide
Lijdend voorwerp
Een lijdendvoorwerp geeft antwoord op de vraag: wie/wat + gezegde + onderwerp. Een lijdendvoorwerp zit niet in iedere zin. Een lijdendvoorwerp begint nooit met een voorzetsel Een lijdendvoorwerp is nooit een hoeveelheid.
Slide 5 - Tekstslide
Lijdendvoorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.
Let op: het lijdend voorwerp begint
NOOIT met een voorzetsel!
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Thomas heeft Marieke bloemen gegeven. Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We
hebben
vanavond
een serie
Slide 9 - Sleepvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
.
Het lijdend voorwerp
De handbaltrainer
zet
het wedstrijdschema
op Facebook.
Slide 10 - Sleepvraag
Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.
Het meewerkend voorwerp geeft aan aan of voor wie iets is.
Slide 11 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iemand die meewerkt met het onderwerp. Het meewerkend voorwerp ontvangt iets.
Leon geeft een cadeau aan Emma.
Let op! Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp.
Slide 12 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Stappenplan meewerkend voorwerp
1
Persoonsvorm
Zin in een andere tijd zetten
2
Onderwerp
Wie of wat + persoonsvorm
3
Gezegde
Alle werkwoorden in de zin
4
Lijdend voorwerp
Wie + gezegde + onderwerp
5
Meewerkend voorwerp
Aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
Slide 13 - Tekstslide
Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij geeft al zijn geld aan arme mensen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
Slide 14 - Quizvraag
Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan een streepje.
Zij heeft het mij toch verteld.
Slide 15 - Open vraag
Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan een streepje