Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
Education - lesson 5
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
25 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Future = will
Shall
I
read ?
will
you
swim?
will
he
write?
Shall
we
sing?
Will
you
dance?
Will
they
walk ?
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat gebruik je als iemand iets van plan is?
A
To be going to
B
Will + hele werkwoord
C
Shall
D
Heel werkwoord
Slide 9 - Quizvraag
Wanneer gebruik je shall?
A
Bij WE en THEY in een normale zin.
B
Bij ARE en IS in een vraagzin.
C
Bij I en WE in een vraagzin.
D
Bij I en WE in een normale zin.
Slide 10 - Quizvraag
It ... rain tomorrow
A
Wan't
B
Shall
C
Are
D
Will
Slide 11 - Quizvraag
Hoe kort je ‘he will’ af?
A
He wan't
B
He won't
C
He'll
D
He'il
Slide 12 - Quizvraag
Vul in: I ... not work
A
Shall
B
Will
C
Won't
D
Am going to
Slide 13 - Quizvraag
... I come with you then?
A
Will
B
To be going to
C
‘ll
D
Shall
Slide 14 - Quizvraag
He ... be working that week.
A
Will
B
Shall
C
'll
D
are
Slide 15 - Quizvraag
I ... him a postcard right now.
A
Shall send
B
Am send
C
Will send
D
Am going to send
Slide 16 - Quizvraag
I...... to buy new clothes this afternoon.
A
Shall to
B
Am going
C
Wont
D
Will
Slide 17 - Quizvraag
He.... to exercise later this day.
A
Is going to
B
Shall
C
Will
D
Would
Slide 18 - Quizvraag
......he start the race next month or shall I do it?
A
will
B
shall
C
won't
D
shan't
Slide 19 - Quizvraag
..... we help her?
A
will
B
shall
C
are goigng to
Slide 20 - Quizvraag
____ I open the door?
A
Will
B
Would
C
Shall
D
Should
Slide 21 - Quizvraag
............ we go for a walk?
A
Will
B
Shall
C
Won't
D
Going
Slide 22 - Quizvraag
What is the difference between will and shall?
A
will: I, you, we, they shall: he, she, it
B
Will: enkelvoud Shall: meervoud
C
will: you, he, she, it, they shall: I , we
Slide 23 - Quizvraag
......... help him?
A
Shall you
B
Will you
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide