Le Passé Composé met avoir en être

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3-6

LE PASSE COMPOSE
(v.t.t.)

HULPWERKWOORD + VOLTOOIDE VORM

Wanneer gebruik je de passé composé ?

een gebeurtenis, een actie in het verleden

Tijdens de vakantie ben ik naar Frankrijk geweest

de gebeurtenis, actie is over

Ik heb een appel gegeten (de appel is op/ik ben klaar met eten)

Hoe maak je de passé composé

Net als in het Nederlands zijn er altijd 2 woorden: 

1 hulpwerkwoord + 1 voltooid deelwoord ( auxiliaire + participe passé)

Hulpwerkwoorden: avoir of être

AVOIR

J’ai

Tu as

Il, elle, on a

Nous avons

Vous avez

Ils, elles ont 

ÊTRE

Je suis

Tu es

Il, elle, on est

Nous sommes

Vous êtes

Ils, elles sont 

WANNEER ETRE OF AVOIR?

Het Etre-Huis

MET AVOIR

Ik heb gelopen - j'ai marché 

Hij heeft een cd geluisterd - il a écouté un CD 

MET ETRE

Zij is weggegaan - elle est partie

Hij is weggegaan -  il est parti

Wanneer ben jij geboren? - quand es-tu né?

Regelmatige ww op -ER

hulpww + voltooide vorm

UITGANG is altijd -é

Onregelmatige ww 

hulpww + voltooide vorm

UITGANG is verschillend
(-u, -û, -i, -is, it, -é, ert)
vb: J' ai pu, J' ai dû, J' ai fait, Je suis allé, J' ai ouvert

IK BEN GEWEEST

IK HEB GEHAD

LET OP: Ik BEN geweest etc.
(in  het Frans toch met 'avoir')

J' ai été

Tu as été

Il, elle, on a été

nous avons été

vous avez été

Ils, elles ont été

Maak nu de test op quizizz

(zie volgende slide)

quizizz.com

Evaluatie van 

de les

- Hoe ging het?

- Wat ging er juist goed?

- Wat ging er minder goed?