Landstede Groep

Formatieve toets hst 7

Oefentoets hst 7
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets hst 7

Slide 1 - Tekstslide

Welk cijfer denk jij te halen?
100 = 10
0100

Slide 2 - Poll

Nu volgen er nog 30 vragen waar je in totaal 49 punten voor kunt halen.

Ben je klaar dan schrijf je je in bij de examensite waar je gerichte oefeningen per onderwerp kunt doen. De code komt op het bord te staan.

Succes!

Slide 3 - Tekstslide

Je hart bestaat uit meerdere soorten weefsels
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Al je cellen in het lichaam geven koolstofdioxide af bij het afbreken van stoffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Het verteren van voedsel begint in de mondholte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Een bij krijgt zuurstof binnen via zijn longen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

De nieren en het hart behoren tot hetzelfde organen-stelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

speekselklieren
mondholte
Slokdarm
lever
galblaas
Maag
12-vingerige darm
dunne darm
Dikke darm
Endeldarm
Alvleesklier

Slide 9 - Sleepvraag

verteringssap
voedingsstoffen die verteerd worden
alleen zetmeel
alleen eiwitten
koolhydraten,
eiwitten en vetten
koolhydraten
en eiwitten
alvleessap
darmsap
maagsap
speeksel

Slide 10 - Sleepvraag

Kroon
Wortel
Glazuur
tandbeen
tandvlees
bleodvaten en zenuwen
kaak

Slide 11 - Sleepvraag


Met welk nummer wordt het orgaan aangegeven wat niet goed werkt als je diaree hebt. 
Noem ook de naam van het orgaan.
(klik op de afbeelding om in te zoomen)

Slide 12 - Open vraag


Welke twee hormonen regelen de bloedsuikerspiegel in een gezond lichaam.

Slide 13 - Open vraag


Roos heeft te horen gekregen dat ze diabetes heeft. Ze snapt nog niet helemaal wat er in haar lichaam niet goed gaat.
 Leg uit wat er normaal gebeurt in een gezond lichaam en wat er bij Roos nu niet goed werkt.

Slide 14 - Open vraag


Tigo zegt: Als je van een hoge brug gaat bungeejumpen maakt je lichaam een hormoon aan die glucagon omzet naar glucogeen.
Mads zegt: Het klopt je lichaam een hormoon aanmaakt als je gaat bungeejumpen dat hormoon heet adraline en wordt ook wel vlucht of vecht hormoon genoemd.

Wie heeft er gelijk?
A
Tigo
B
Mads
C
Tigo & Mads
D
Geen van beiden

Slide 15 - Quizvraag


Welke 2 stoffen zijn er nodig voor verbranding?

Slide 16 - Open vraag


De fietspaden lopen vaak net langs autowegen. Hier is de lucht minder schoon voor de fietsers. Fietsers kunnen daardoor allerlei kleine stofdeeltjes inademen. 
Wat zorgt ervoor dat de lucht die we inademen zo schoon mogelijk in onze longen terecht komt? 
A
Slijmcellen
B
Trilharen
C
Neusharen
D
Zowel A, B als C

Slide 17 - Quizvraag


Veel Nederlanders hebben last van astma. Astma is een aandoening waarbij de patiënten het vaker benauwd hebben dan gezonde mensen. 
Waarom heeft een astmapatiënt eerder last van stof en rokerige ruimtes dan iemand zonder astma? Leg je antwoord uit. 

Slide 18 - Open vraag


Welke manier van ademhalen wordt er in de afbeelding hiernaast weergegeven?
A
Buik-ademhaling
B
Borst-ademhaling
C
Buik en borst-ademhaling
D
Middenrif-ademhaling

Slide 19 - Quizvraag


Wanneer iemand een klaplong heeft kan hij of zij moeilijk ademhalen omdat de long is ingeklapt. 
Leg uit waarom iemand met een klaplong sneller moe is. 

Slide 20 - Open vraag


Lees het artikel hiernaast.
Leg uit wat er gebeurt bij een koolstofmonoxidevergiftiging.

Slide 21 - Open vraag


Welk of welke organen zorgen ervoor dat je je niet verslikt?
A
Huig
B
Strotklepje
C
Huig en strotklepje
D
Tong

Slide 22 - Quizvraag


In de afbeelding hieronder zie je een etiket van een voedingsmiddel. 
Welke energierijke stoffen zitten er in dit product? 
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 23 - Quizvraag


Bart is een volwassen man die niet heel actief is. Hij is iets te dik voor zijn lengte en leeftijd. Om af te vallen gaat hij naar de diëtiste die hem adviseert wat hij het beste kan eten zodat hij op een gezonde manier afvalt. Welk advies geeft de diëtiste aan Bart zodat hij op een gezonde manier afvalt? Maak de zin af. 

Gezond eten met iedere dag iets uit de schijf van vijf, maar niet te veel…

A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vitamine

Slide 24 - Quizvraag


Yasmine heeft tijdens het wandelen haar kuitspier verrekt. Er worden twee beweringen gedaan over haar voeding die kunnen zorgen voor een spoedig herstel.

Bewering 1: Het eten van producten met voldoende vitamines zal ervoor zorgen ….dat haar kuitspier zich snel hersteld.
Bewering 2: Vooral het drinken van water zal helpen bij het herstel van haar kuitspier.
 
 Welke bewering is of welke beweringen zijn juist?

A
Bewering 1
B
Bewering 2
C
Bewering 1 & 2
D
Geen van beiden

Slide 25 - Quizvraag


Kinderen willen vaak zoete voedingsmiddelen eten en vergeten daarna nog wel eens hun tanden te poetsen. 
Wat gebeurd er als eerst in hun mond als ze dit doen? 
A
Er ontstaan cariës.
B
Zachte tandbeen lost op.
C
Het tandglazuur verdwijnt.
D
Het cholesterolgehalte neemt toe.

Slide 26 - Quizvraag


Wanneer je een handstand maakt en iets eet gaat je voedsel toch richting je maag. 
Welke beweging zorgt ervoor dat het voedsel naar je maag wordt vervoerd? 
A
Kneed-beweging
B
Slik-beweging
C
Peristaltische -beweging
D
Verterings-beweging

Slide 27 - Quizvraag


Een keer per week doet Daan de was voor zijn oudtante. Ze heeft vaak kleding met hardnekkige vlekken. Gelukkig is er een nieuw wasmiddel op de markt. Dit wasmiddel bevat nieuwe enzymen die bijdragen aan milieuvriendelijker wassen.  
In de grafiek hiernaast zie je de werking van deze enzymen.
 
Op welke temperatuur kan Daan de was van zijn oudtante het beste wassen? 
A
10 graden Celcius
B
22 graden Celcius
C
27 graden Celcius
D
42 graden Celsius

Slide 28 - Quizvraag


Welk van de onderstaande sappen is geen vertering sap? 
A
speeksel
B
gal
C
alvleeskliersap
D
darmsap

Slide 29 - Quizvraag


Mads zegt: De speekselklieren geven verteringssappen af die zetmeel en eiwitten verteren.
Tigo zegt: Het oppervlak van de wand van een deel van het darmkanaal is vergroot door darmplooien en darmvlokken.
Wie heeft gelijk?
A
Allebei
B
Mads
C
Tigo
D
geen van beiden

Slide 30 - Quizvraag


In de afbeelding hiernaast zie je het verteringsstelsel van dier B.
 
Welke uitspraak is juist?

A
Dier B is een vleeseter, want zijn verteringsstelsel is kort.
B
Dier B is een vleeseter, want zijn verteringsstelsel is lang.
C
Dier B is een planteneter, want zijn verteringsstelsel is kort.
D
Dier B is een planteneter, want zijn verteringsstelsel is lang.

Slide 31 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding hiernaast.
Wat kun je zeggen over het voedsel wat dit dier eet?
A
Is plantaardig, het dier heeft plooikiezen.
B
Is een vleeseter, het dier heeft hoektanden en knipkiezen.
C
Is een alleseter, het dier heeft knobbelkiezen.
D
Is een planteneter, het dier heeft knobbelkiezen en snijtanden.

Slide 32 - Quizvraag

Einde toets
Op de volgende slide is nog 1 vraag. Als je deze hebt ingevuld ga je oefen op de examensite, je kunt hier via magister inkomen. Schrijf je in met de code die op het bord staat!

Lukt het niet, vraag hulp!!

Slide 33 - Tekstslide

Hoe is de toets gegaan? Wat moet jij nog doen om het tentamen succesvol te maken? Heb je daar hulp bij nodig?

Slide 34 - Open vraag