In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Buddies - drie-/viertallen
Bianca,
Sara,
Guusje,
Laura
Cas,
Thijs,
Julian,
Quirijn
Nienke
Eline
Mindy
Amber
Mare
Jasmijn
Tymo
Lucas
Steyn
Twan
Kyan
Jesse
Thijmen
Niek
Bibi
Sasha
Miron
Olaf
Anando
Jitse
Sakeriye
Slide 1 - Tekstslide
Soort vraag herkennen
Slide 2 - Tekstslide
Welk soort vragen ken jij?
Slide 3 - Woordweb
Open vragen
Gesloten vragen
Leg uit-vragen
Toepassingsvragen
Inzichtvragen
Reproductie vragen
Waar nietwaar vragen
Invul vragen
Rangschik vragen
feiten-kennis
Evaluatie vragen
Voorbeelden van soorten vragen 1
Meerkeuze vragen
Voorbeelden van soorten vragen 2
Slide 4 - Tekstslide
Waarom zijn er verschillende soorten vragen?
Slide 5 - Woordweb
Soort vragen
Het is handig te weten wat voor soort vragen er zijn
Het is handig te weten
hoe je je kunt voorbereiden op de vragen
en welke aanpak jij gebruikt bij een vraag
Vragen kunnen duidelijk maken of je:
R. feiten kent / geleerd hebt
T1. vragen kunt beantwoorden die je
tijdens de les al hebt geoefend
T2. vragen kunt beantwoorden die net iets
anders zijn dan die je hebt geoefend
I. vragen kunt beantwoorden waarbij je
je kennis moet gebruiken en zelf moet
ontdekken hoe je dat moet doen.
Slide 6 - Tekstslide
Onthouden / Leren
- Feiten
- Woordjes
- Formules
- Begrippen
- ........
- Wanneer werd de € ingevoerd?
- Vertaal van Ne En
- (Afbeelding) Welk nr. is het spaakbeen?
- Wat is de X-as?
R = Reproductievragen
Voorbeelden
Slide 7 - Tekstslide
Je maakt
vragen - oefeningen die
in de les zijn voorgedaan.
Je herkent de
vragen / oefening
Je hebt een formule geleerd:
- 12 % van 200
- de lengte van de schuine zijde is .....
Je hebt woordjes geleerd:
- Je maakt zinnen met de woordjes
Je hebt soorten gewrichten getekend:
- Teken een 'kogelgewricht'
T1 - Toepassingsvragen
Voorbeelden
Slide 8 - Tekstslide
Je maakt
vragen - oefeningen
in een nieuwe situatie.
Je begrijpt wat je geleerd hebt en je past dat toe in nieuwe situaties.
- Je hebt het skelet van de mens geleerd.
Welk nummer is het spaakbeen in de
afbeelding van het skelet van de hond?
- Je omschrijft iets in eigen woorden
- Je legt een feitelijk verband:
'Wat was de betekenis van Willem van
oranje voor Nederland'
T2 - Toepassingsvragen
Voorbeelden
Slide 9 - Tekstslide
Je geeft een voorbeeld of je legt iets uit
wat NIET tijdens de les besproken is.
Je lost een complex vraagstuk op
- Welke factoren zijn van invloed op de
toename van de conditie van 70+-ers?
- Hoe komt het dat er meer voedselver-
giftiging voorkomt in de zomer?
- Hoe is het Koningkrijk der Nederlanden
ontstaan?
I- Inzichtvragen
Voorbeelden
Slide 10 - Tekstslide
Je hebt het bovenste deel
van de luchtwegen van
de mens geleerd.
Dit heb je al
geoefend tijdens de les
Leguit vraag: geef redenen/argumenten
Opsomming (leerwerk)
Reproductievraag
Toepassing 1
Toepassing 2
Inzicht
Hoeveel maanden celstraf zou je geven aan iemand die schuldig is aan een verkeersongeval met dodelijke afloop? leguit
Welk deel van de bovenste luchtwegen mis je bij een dolfijn t.o.v. een mens?
(zie afbeelding)
Noem van 10 landen de hoofsteden.
Maak een tekening van de grote bloedsomloop
Slide 11 - Sleepvraag
je hebt zinnen gemaakt, vertaling geoefend.
Hier moet je zelf bedenken om welke tijd het gaat (tegenwoordigetijd / verleden tijd)
dit heb je al geoefend
tijdens de les
Leguit vraag: geef redenen/argumenten
Feit
Reproductievraag
Toepassing 1
Toepassing 2
Inzicht
Waar zitten de nieren?
Hoe kwam Hitler aan de macht?
Als 100% = 240
Hoeveel is dan 20 %?
Vertaal de zin:
Hij loopt op straat
Slide 12 - Sleepvraag
Waarom is het belangrijk dat je de soort vraag kunt herkennen?
Slide 13 - Woordweb
(Toets) Vragen
- Ik had deze vragen wel verwacht
- Ik kende alles en nu heb ik toch maar een 6.8
- Dit is helemaal niet besproken, dit kan ik
toch niet weten?
- Er zijn vragen die ik altijd lastig vind
- Hoe kan ik het anders/ beter aanpakken?
Soort vragen
Heb jij dit wel eens?
Slide 14 - Tekstslide
Waarom is het verstandig om terug te kijken na een toets?
Slide 15 - Woordweb
Opdracht in tweetal/groepje
Je gaat voor een vak van elk type toetsvraag één vraag maken. Beslis met je maatje welk vak je hiervoor gebruikt en maak een kennisvraag, een toepassingsvraag en een inzicht vraag.