Landstede Groep

de pruikentijd en franse revolutie

Waar gaat het tijdvak Pruiken en Revoluties over? (1700-1800)
1 / 24
volgende
Slide 1: Woordweb
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Waar gaat het tijdvak Pruiken en Revoluties over? (1700-1800)

Slide 1 - Woordweb

Leerdoel
  • Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen waarom de 18e eeuw ook wel de pruikentijd wordt genoemd
  • Je kunt uitleggen hoe de standenmaatschappij werkt.
  • Je kunt uitleggen hoe de verlichting de politiek heeft verandert.

Slide 2 - Tekstslide

Lodewijk XVI
Willem Alexander
Welke koning vinden jullie mannelijker?

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg werkvorm
  • Afbeelding wat te maken heeft met de Franse revolutie. Om jullie de de taak het onderwerp te achterhalen. 
  • Groepen van 3 personen. 
  • Om de beurt krijgt ieder groepslid krijgt 20 seconden de tijd om de afbeelding te bekijken
  • Daarna gaat hij terug naar zijn groep en vertelt wat hij heeft gezien.
  • Vervolgens gaan jullie het tekenen.
  • Wanneer iedereen is geweest gaan we het bespreken.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Standenmaatschappij
De derde stand doet het zware werk, betalen alle belastingen en hebben geen rechten.

De eerste en tweede stand hadden privileges (voorrechten, dingen die zij wel mochten doen en anderen niet).

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

De 1e stand
  • De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters

Slide 8 - Tekstslide

De 2e stand

  • De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.



Slide 9 - Tekstslide

De 3e stand
  • De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.

  • De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.



Slide 10 - Tekstslide

De derde stand
Bijna de hele bevolking hoorde bij de derde stand
  • Rijke boeren
  • Handelaren
  • Kleine boeren
  • Ondernemers
  • Artsen
  • Ambachtslieden
  • Arbeiders
  • Bankiers
  • Zwervers

Slide 11 - Tekstslide

De Verlichting vanaf ±1700
  • Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)
  • De Verlichtingsdenkers stelden de vrijheid van het individu centraal. Eeuwenlang was het individu ondergeschikt geweest aan groepen

  • Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de Kerk en de adel.

Slide 12 - Tekstslide

Eise Eisinga

Slide 13 - Tekstslide

Video
Histoclips: De Franse Revolutie

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Stripverhaal of poster maken
Kies uit een onderwerp:
- standenmaatschappij
 - start Franse Revolutie: de bestorming van de Bastille

Tip: Canva, toonytool.nl 


Slide 16 - Tekstslide


Staatsgreep van Napoleon
november 1799



  • Generaal Napoleon Bonaparte heeft de Franse Republiek al eerder gered: in 1795, toen aanhangers van de overleden koning de macht wilden grijpen.
  • Hij is klaar met de zwakke Directoire (tweede kamer) en zet hen af. 
  • Napoleon benoemt zichzelf tot koning. 

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Napoleon Bonaparte
  • Geboren op het eiland Corsica op 15 augustus 1769

  • Hij was afkomstig uit de derde stand (zijn vader was advocaat)

  • Het gezin was niet rijk, maar Napoleon kon toch studeren

  • Hij ging op zijn 15e naar een militaire school

Slide 19 - Tekstslide

Napoleon wordt dictator
1799-1804


  • Hoewel de Franse Revolutie hem de kans heeft gegeven hoger op te komen, heeft Napoleon niet zoveel met de idealen van de Revolutie.
  • Hij schakelt tegenstanders uit en wordt langzaamaan dictator van Frankrijk.
  • Het volk heeft, door zijn overwinningen, alle vertrouwen in Napoleon.

Slide 20 - Tekstslide

Napoleon kroont zichzelf keizer
1804



  • Nu Napoleon de absolute baas is in grote delen van Europa, kroont hij zichzelf tot keizer.
  • Na 15 jaar revolutie lijkt Frankrijk terug bij af: er is weer één man de baas.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Wat hebben we uit de tijd van Napoleon overgehouden?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video