Landstede Groep

15.3

Voor we starten

KH5biol6

teams: 8xznye8
lessonup: tonmi
10voorbiologie: NEY5INRP 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Voor we starten

KH5biol6

teams: 8xznye8
lessonup: tonmi
10voorbiologie: NEY5INRP 

Slide 1 - Tekstslide

Voor we starten

KH5biolX

teams: rbd00oe 
lessonup: nwbdg

10voorbiologie: 3MP387HL 

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Je kunt de tolerantie van een soort voor bepaalde (a)biotische factoren tekenen in een optimumkromme.

Je kunt in een gegeven situatie bepalen welke (a)biotische factor beperkend is voor de groei van een individu of populatie

toepassen: micro-/macroklimaat, endo-/exotherm, water, lucht, bodem



Slide 3 - Tekstslide

hier geen 
bacterien of schimmels

Slide 4 - Tekstslide

waarom hier wel?

Slide 5 - Tekstslide

tolerantiegrenzen, tolerantiegebied, optimum

Slide 6 - Tekstslide

weet je nog?
voor elk enzym in elke cel

Slide 7 - Tekstslide

Ectotherm
Ecto=buiten

lichaamstemperatuur is afhankelijk van de omgeving

Slide 8 - Tekstslide

Endotherm
Endo=binnen

produceren eigen warmte

+ actief bij koud weer
- kost (veel) meer energie

5-20 x meer eten nodig



Slide 9 - Tekstslide

De muis:
(is een blokje van 1x1x1 cm)



Zijn oppervlakte is:
1 x 1 x 6 = 6 cm2

Zijn inhoud is:
1 x 1 x 1 = 1 cm3

Zijn opp/inhoud-ratio is:
6 / 1 = 6

Een rekenvoorbeeld:
De olifant:
(is een blokje van 2x2x2 cm)



Zijn oppervlakte is:
2 x 2 x 6 = 24 cm2

Zijn inhoud is:
2 x 2 x 2 = 8 cm3

Zijn opp/inhoud-ratio is:
24 / 8 = 3

warmteproductie:
in alle cellen (inhoud)

warmteverlies:
via de huid (oppervlak)

Conclusie:
 hoe groter het dier, hoe kleiner het oppervlak tov de inhoud.

Slide 10 - Tekstslide

In diagram 1 van figuur 1 staat de tolerantie weergegeven van een bepaalde soort voor de concentratie zouten in de omgeving. Er is geen duidelijk optimum-punt te zien, maar een 'tolerantiegebied'. Wat betekent dat?
A
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie goed
B
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie slecht

Slide 11 - Quizvraag

Waarom moet je baby's eigenlijk altijd dikker aankleden dan volwassenen?
A
Omdat ze een grotere oppervlakte hebben vergeleken met hun inhoud
B
omdat ze een kleinere oppervlakte hebben vergeleken met hun inhoud
C
omdat hun cellen nog niet veel mitochondriën hebben
D
omdat hun cellen langzamer werken

Slide 12 - Quizvraag

wie is wie
A
ectotherm: blauw endotherm:rood
B
ectotherm: rood endotherm: blauw

Slide 13 - Quizvraag

Beperkende factor
De ene (a)biotische factor die er voor zorgt dat een individu/populatie niet sneller kan voortplanten/groeien

In de woestijn is dat voor planten bv een gebrek aan neerslag (en niet zonlicht, CO2 gehalte, ruimte, vraat door dieren etc)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welke factor is 's nachts meestal de beperkende factor voor de fotosynthese?
A
water
B
zuurstof
C
koolstof
D
licht

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de beperkende factor bij lichtintensiteit 3? (zie plaatje bij dia 36)
A
Licht
B
Licht of iets anders, weet je niet
C
In elk geval niet licht
D
Waarschijnlijk CO2

Slide 18 - Quizvraag

Voor een organisme gelden voor de 3 abiotische factoren de volgende tolerantie:
- wind: tussen 1 en 5 m/s - regen: tussen de 10 en 20 mm- zout: tussen de 1 en 2 mg.
Kan dit organisme leven in een gebied met 3 m/s wind,15 mm regen en 1,2 mg zout ? Zo ja, wat is dan waarschijnlijk de beperkende factor ?
A
Nee
B
Ja , beperkende factor is waarschijnlijk wind
C
Ja, de beperkende factor is waarschijnlijk regen
D
Ja, de beperkende factor is waarschijnlijk zout

Slide 19 - Quizvraag

In een tropische zee leven drie krabbensoorten A, B en C. Voor krab A liggen de tolerantiegrenzen bij 18 en 40°C , voor krab B bij 22 en 41°C en voor krab C bij 20 en 34°C. In een gedeelte van een tropische zee schommelt de temperatuur tussen de 20 en 36°C.
Welke krab(ben) kan (kunnen) daar voorkomen wanneer alle overige milieufactoren gunstig zijn?
A
A
B
B
C
C

Slide 20 - Quizvraag

Zeekraal groeit bij zee, hij lijkt een beetje op cactussen of vetplanten. Leg uit, waardoor de meeste andere planten zouden verdrogen in een te zoute bodem.

Slide 21 - Open vraag

temperatuur en water
onderste tolerantiegrens:
 karper: 5mg/l
zalm: 10 mg/l

Leg uit welke soort je kunt opkweken in nederlands oppervlaktewater met een watertemperatuur die varieert tussen 0 en 24 C

Slide 22 - Tekstslide

Leg uit welke soort je kunt opkweken in nederlands oppervlaktewater?
0-24 C

Slide 23 - Open vraag

bodem
grovere korrels:
+ meer zuurstof
- snelle afvoer water
-snelle afvoer voedingsstoffen


zand=grof, klei=heel fijn

Slide 24 - Tekstslide

BODEM
humus: plantenresten

+ houdt water vast
+houdt voedingsstoffen vast
+ trekt bodemleven aan

bodemleven->gangetjes->meer zuurstof

Slide 25 - Tekstslide

Voor de moerasandoorn is water cruciaal Hij groeit ook langs de ijssel. Hij kan ook wel wat zuurstof bij de wortels gebruiken. Leg uit of hij in zand/klei met/zonder humus groeit.

Slide 26 - Open vraag

huiswerk
vragen bij 15.1 t/m 15.3
basis: oefen (thuis) + toets (KWT)
standaard: toetsvragen (thuis)

Slide 27 - Tekstslide