Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
Kapitel 1 - Lektion 1 (Dienstag, den 19. September)
Kapitel 1 Hamburg - Lektion 1
1 / 17
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
17 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Kapitel 1 Hamburg - Lektion 1
Slide 1 - Tekstslide
Das Programm
IDEWIS en (fe)eesttenten
(Grammatik A en B)
Aufgaben Kapitel 1
Nachbesprechen
Fragen?
Dienstag, den 19. September
Slide 2 - Tekstslide
Lernziele - Leerdoelen
Leerdoel:
Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits.
Leerdoel:
Ik kan de tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden toepassen.
Leerdoel:
Ik kan de ringel-s (ß) uitspreken.
Slide 3 - Tekstslide
Het persoonlijk voornaamwoord.
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen.
Welke kennen wij in het Nederlands?
Welke kennen wij in het Duits?
Slide 4 - Tekstslide
IDEWIS
ich = ik
du = jij
er/sie/es = hij/zij/het
wir = wij
ihr = jullie
sie = zij (mv)
Sie = u
Eerste letters vormen het woord IDEWIS
Slide 5 - Tekstslide
Hoe pas ik de tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden toe?
Slide 6 - Tekstslide
IDEWIS
en (FE-ESTTENTEN)
I
D
E
W
I
S
Slide 7 - Tekstslide
Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiel
e
(speel)
du
spiel
st
(speelt
er / sie / es
spiel
t
(speelt)
wir
spiel
en
(spelen)
ihr
spiel
t
(spelen)
sie / Sie
spiel
en
(spelen/speelt)
Slide 8 - Tekstslide
zwakke werkwoorden
stam van een werkwoord
(FE) - ESTTENTEN
ich
stam + e
du
stam + st
er / sie / es
stam + t
wir
stam + en
ihr
stam + t
sie /Sie
stam + en
Slide 9 - Tekstslide
Ringel ß
In het Duits kom je een letter tegen die wij niet kennen in ons alfabet, namelijk "ß".
Het ziet eruit als een B en je spreekt hem uit als een s. Wij noemen hem een ringel-s
en de Duitsers zeggen Eszett.
Jullie mogen gaan oefenen met het schrijven van de ß.
Slide 10 - Tekstslide
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord.
ik
jij
hij
zij
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie
Sie
sie
Slide 11 - Sleepvraag
het zwakke werkwoord
wohnen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie - Sie
wohne
wohnst
wohnt
wohnen
wohnt
wohnen
Slide 12 - Sleepvraag
Wat is het persoonlijk voornaamwoord voor "ik" in het Duits?
A
er
B
sie
C
ich
D
du
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het persoonlijk voornaamwoord voor "jullie" in het Duits?
A
sie
B
wir
C
es
D
ihr
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de vervoeging van het zwakke werkwoord "wohnen" in de tegenwoordige tijd voor "ich"?
A
wohne
B
wohnen
C
wohnst
D
wohnt
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de vervoeging van het zwakke werkwoord "heißen" in de tegenwoordige tijd voor "wir"?
A
heißen
B
heisse
C
heißt
D
heiß
Slide 16 - Quizvraag
Verder werken aan de opdrachen!
Kapitel 1 - Lektion 1
Aufgaben: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 10, 11, 12 en 13.
Slide 17 - Tekstslide