Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
DISK THEMA 6 - FILM - LES 1 - BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD
NT2
groep 1
donderdag 15 februari 2024
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
25 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
NT2
groep 1
donderdag 15 februari 2024
Slide 1 - Tekstslide
Hoe gaat het?
DISK
Hoe ver ben je?
Don't forget!
> grammaticatrainer
> werkwoordspelling
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
bezittelijk voornaamwoord
werkwoordspelling
spreken
Slide 3 - Tekstslide
oo-klank
Slide 4 - Tekstslide
oe-klank
Slide 5 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Wij gaan oefenen met de bezittelijke voornaamwoorden.
Het doel van vandaag:
Na de les weet ik wat bezittelijke voornaamwoorden zijn.
ik mijn (boek)
jij jouw (stoel)
hij zijn (laptop)
zij haar (fiets)
u uw (tas)
wij ons (huis) onze (klas)
jullie jullie (docent)
zij hun (lokaal)
Slide 6 - Tekstslide
Bezit
telijk
voornaam
woord
Bezit = van wie is het? van mij
van jou
van hem
van haar
Van wie is het boek? Het boek is van mij. Het is
mijn
boek
Slide 7 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
ik
jij
hij
zij
u
wij
jullie
zij
van mij
van jou
van hem
van haar
van u
van ons
van jullie
van hen
mijn
jouw
zijn
haar
uw
ons
jullie
hun
Slide 8 - Tekstslide
Waar schrijf je het bezittelijke voornaamwoord?
voor
het
zelfstandig naamwoord:
Dat is
mijn
auto
Het is
jouw
huis
Het is
jullie
eten
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar personen, dingen of dieren.
Slide 9 - Tekstslide
Schrijf voorbeelden van een zelfstandig naamwoord. Gebruik ook het juiste lidwoorden (de/het).
Slide 10 - Woordweb
Bezittelijk voornaamwoord
Is dit jouw pen? Ja, dit is ........
Is dit mijn koffie? Nee, dit is niet ...........
Is dit haar boek?
Is dit zijn tas?
Slide 11 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
Ik- mijn
Je - jouw
Hij -zijn
Zij - haar
U- uw
Jullie- jullie
Wij- ons/onze
Zij - hun
Slide 12 - Tekstslide
mijn
je/ jouw
zijn
haar
ons / onze
jullie
hun
uw
Slide 13 - Tekstslide
ons / onze?
Onze bij de-woorden: de auto - onze auto
ons bij het-woorden: het huis - ons huis
Slide 14 - Tekstslide
Het zijn ....... paspoorten
A
ons
B
onze
Slide 15 - Quizvraag
Het zijn ........ fietsen
A
ons
B
onze
Slide 16 - Quizvraag
Het is ........ huis
A
ons
B
onze
Slide 17 - Quizvraag
Het is .......formulier
A
ons
B
onze
Slide 18 - Quizvraag
zijn / haar?
Slide 19 - Tekstslide
De jongen vergeet ....... boek op school.
A
haar
B
zijn
Slide 20 - Quizvraag
Zij wil ....... huiswerk maken.
A
haar
B
zijn
Slide 21 - Quizvraag
Ze heeft een fiets. Het is .... fiets.
A
haar
B
zijn
Slide 22 - Quizvraag
mijn / jouw?
Slide 23 - Tekstslide
Ik lees dit boek. Het is .... boek.
A
mijn
B
jouw
Slide 24 - Quizvraag
Waar woon jij? Wat is .... adres?
A
mijn
B
jouw
Slide 25 - Quizvraag