Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
DISK Thema 12 - vriendschap
DISK Thema 12 Vriendschap
1 / 45
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
In deze les zitten
45 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
DISK Thema 12 Vriendschap
Slide 1 - Tekstslide
Het doel van de les.
Aan het eind van de les:
- kun je schrijven over vriendschap
- ken je nieuwe woorden die horen bij vriendschap
- kun je praten over vriendschap
- weet je hoe je een zin in het Nederlands maakt
Slide 2 - Tekstslide
Welke woorden horen bij
vriendschap?
Slide 3 - Woordweb
Wat doe je het liefst samen met vrienden?
Slide 4 - Open vraag
Wanneer is iemand echt een vriend?
Slide 5 - Open vraag
Wat vind jij belangrijk in een vrien
Slide 6 - Open vraag
Woordenschat Disk: Vriendschap
Slide 7 - Tekstslide
De of het:
vriendschap
A
de
B
het
Slide 8 - Quizvraag
De of het:
bioscoop
A
de
B
het
Slide 9 - Quizvraag
De of het:
geheim
A
de
B
het
Slide 10 - Quizvraag
De of het:
trouw
A
de
B
het
Slide 11 - Quizvraag
De of het:
plezier
A
de
B
het
Slide 12 - Quizvraag
De of het:
vakantie
A
de
B
het
Slide 13 - Quizvraag
Welk woord past in de zin?
Ik heb geen vrienden. Ik voel me ...
A
ontzettend
B
alleen
C
vochtig
D
gezamenlijk
Slide 14 - Quizvraag
Welk woord past in de zin?
Sonja is een ... . Ze helpt iedereen altijd.
A
schat
B
eenzaam
C
vochtig
D
nauwelijks
Slide 15 - Quizvraag
Welk woord past in de zin?
Soufian en Soraya hebben een ... leuke vakantie gehad.
A
nauwelijks
B
ontzettend
C
vreemd
D
aanpassen
Slide 16 - Quizvraag
Welk woord past in de zin?
Het regent. Nu kunnen we niet naar buiten. We moeten ons plan ...
A
nauwelijks
B
ontzettend
C
vreemd
D
aanpassen
Slide 17 - Quizvraag
Woordvolgorde
Hoe maak je een goede zin in het Nederlands?
Slide 18 - Tekstslide
de hoofdzin
van woorden naar een gewone zin
De man springt in de lucht.
De man
I
springt
I
in de lucht.
de man =
subject (onderwerp)
springt =
werkwoord (persoonsvorm)
in de lucht =
rest
Slide 19 - Tekstslide
De hond loopt naar huis.
De hond is...?
A
rest
B
werkwoord/ persoonsvorm
C
onderwerp
Slide 20 - Quizvraag
De leerling is op school.
Is...?
A
onderwerp
B
werkwoord/ persoonsvorm
C
rest
Slide 21 - Quizvraag
In het zwembad is het kind
In het zwembad.....
A
onderwerp
B
rest
C
werkwoord/ persoonsvorm
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de goede volgorde in een normale zin?
1
2
3
4
wanneer?
de rest
onderwerp
persoonsvorm
Slide 23 - Sleepvraag
Wat is de goede volgorde in een normale zin?
naar huis
1
2
3
4
om 3 uur
de leerlingen
gaan
Slide 24 - Sleepvraag
De woordvolgorde van de rest van de zin.
De woorden in
de rest
van de zin.
met wie?
wat?
hoe?
waar?
Ik ben gisteren met mijn moeder
met de auto naar huis gereden.
Slide 25 - Tekstslide
de normale zin - hoofdzin
wie?
doet?
wanneer?
de rest
Ivan gaat morgen naar Rotterdam.
Nadia fietst elke dag naar school.
Maria eet om 3 uur een appel.
Jasim tekent altijd dieren.
Slide 26 - Tekstslide
Oefenen met een hoofdzin
Schrijf de woorden in de juiste volgorde.
Denk eraan: het woord met de hoofdletter is het eerste woord van de zin.
Vergeet de (.) punt aan het einde niet!
Slide 27 - Tekstslide
begint-De les-negen-uur-om
Slide 28 - Open vraag
geslapen-Ik-tien-uur-heb-tot
Slide 29 - Open vraag
Hij-koopt-fiets-nieuwe-een
Slide 30 - Open vraag
mijn bed - gisteren - Ik - lag - in -
om 10 uur
Slide 31 - Open vraag
een paar dagen - Ik - met vrienden - ga - naar Parijs
Slide 32 - Open vraag
gaan - We - volgende week vrijdag - naar het zwembad
Slide 33 - Open vraag
een zin met 2 werkwoorden
wie?
doet?
wanneer?
de rest
Ivan is gisteren naar Rotterdam geweest.
Nadia moet elke dag naar school fietsen.
Maria heeft om 3 uur een appel gegeten.
Jasim heeft vandaag mooie dieren getekend.
werkwoord
1
2
3
Slide 34 - Tekstslide
gekregen -heeft - Hij - gisteren - straf
Slide 35 - Open vraag
Wij - nooit - geweest- in Chili - zijn
Slide 36 - Open vraag
de hoofdzin
Met een vraag is het ondersom !
Springt de man in de lucht?
Springt
I
de man
I
in de lucht?
Met vraagwoord > bijv. waarom
Waarom
I
springt
I
de man
I
in de lucht?
Slide 37 - Tekstslide
En een vraagzin ??
wie?
doet?
wanneer?
de rest
Is Ivan gisteren naar Rotterdam geweest?
Moet Nadia elke dag naar school fietsen?
Heeft Maria om 3 uur een appel gegeten?
Heeft Jasim vandaag mooie dieren getekend?
werkwoord
Slide 38 - Tekstslide
Ben-op-school-vandaag- jij?
Slide 39 - Open vraag
Ivan - naar school - Gaat - altijd -
op de fiets ?
Slide 40 - Open vraag
in Rotterdam - jij - Woon - al lang ?
Slide 41 - Open vraag
drie broers -jij - Heb ?
Slide 42 - Open vraag
jij - bus 133 - naar school- met-
altijd - Ga?
Slide 43 - Open vraag
Praten over vriendschap
Slide 44 - Tekstslide
Wat vond je van deze les?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 45 - Poll