Landstede Groep

Start P3 en 13.1 Ademen

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Uitscheiding
  • Uitscheiding is het kwijtraken van afvalstoffen
    die tijdens de stofwisseling ontstaan:
  • Longen
  • Nieren
  • Huid
  • Lever (6.5)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

13.1 Ademen
leerdoelen:
1. Je beschrijft de weg die de lucht aflegt in de ademhalingsorganen.
2. Je beschrijft de functies van het slijmvlies en de trilharen bij de
     ademhaling.
3. Je beschrijft de bijdrage van verschillende spieren aan de
     ventilatiebewegingen.
4. Je beschrijft verschillende longvolumes.

Slide 4 - Tekstslide

Ademhalingsstelsel Zie bronnen 1, 2 en 3 en Binas 83A 

Slide 5 - Tekstslide

Holtes van de bovenste luchtwegen 

Slide 6 - Tekstslide

Ademhalen - Slikken - Verslikken
niet goed

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

ademhaling
Spieren die betrokken zijn bij de ademhaling:
-buitenste (in) en binnenste (uit) tussenribspieren
-middenrif (in)
-buikspieren (uit)
-(nekspieren)

Slide 10 - Tekstslide

inademen: middenrif en buitenste tussenribspieren aanspannen
Uitademen: vanzelf of buikspieren en binnenste tussenribspieren aanspannen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Regelen van de ademhaling

Er zitten chemoreceptoren (zintuigen) om O2, CO2 en Ph te meten in de wanden van de aorta en de halsslagader. Deze zijn verbonden met het ademcentrum in je hersenen. Je ademcentrum regelt de snelheid van je ademhaling. Dit gaat onbewust (onwillekeurig)

Hyperventilatie door... Stress!!!
Adrenaline heeft ook invloed op je ademhaling.

Slide 15 - Tekstslide

4 ademhalingen in 20 sec = 
12 ademhalingen per minuut

in rust per ademhaling = verversing van 0,5L lucht
12 x 0,5L = 6 L

Slide 16 - Tekstslide

6 ademhalingen in 20 sec = 
18 ademhalingen per minuut

bij inspanning per ademhaling = verversing van 4L lucht
18 x 4L = 72 L

In rust was 6L dus bij insp. 12x groter

Slide 17 - Tekstslide

Ademhaling - volume
BINAS 83B
Vitale capaciteit + restvolume

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

middenrif
longblaasje
bronchiën
longhaarvat
luchtpijp
neusholte
long
luchtpijptakje

Slide 20 - Sleepvraag

CO2 wordt geproduceerd bij de verbranding. Deze wordt vooral naar de longen vervoerd ......
A
als CO2 door de rode bloedcellen
B
als CO2 door het bloedplasma
C
als HCO3- door de rode bloedcellen
D
als HCO3- door het bloedplasma

Slide 21 - Quizvraag

Na een gewone inademing is de hoeveelheid lucht in de longen gelijk aan:
A
de vitale capaciteit
B
het ademvolume + inademingsreservevolume
C
de vitale capaciteit + restvolume
D
het ademvolume + restvolume

Slide 22 - Quizvraag

In de afbeelding is een model van een gedeelte van de borstkas van een mens getekend. De punten P, Q, R en S stellen aanhechtingsplaatsen van ribspieren voor.
Deze spieren kunnen de ribben omhoog en omlaag bewegen.
Welke aanhechtingspunten zijn met elkaar verbonden door een spier die zich samentrekt bij een diepe inademing?
A
P met Q
B
P met R
C
S met Q
D
S met R

Slide 23 - Quizvraag

Sleep de juiste woorden naar de juiste onderdelen van de borstholte.
A
B
C
D
E
Long
Tussenribspier
Longvlies
Vloeistof
Borstvlies

Slide 24 - Sleepvraag

Zet de stappen van inademen in de goede volgorde
Lucht stroomt je longen in
Je borstholte en longen worden groter
Buitenste tussenribspieren en middenrif  trekken samen
Luchtdruk in je longen neemt af
Ribben kantelen omhoog en buik zet uit

Slide 25 - Sleepvraag

Wat is de
vitale capaciteit?
Gebruik BiNaS!
A
1 + 2
B
2 + 3
C
3 + 4
D
3 + 4 +5

Slide 26 - Quizvraag

1
5
6
4
Vitale capaciteit
Rustademvolume (Vt)
Restvolume
Vur (reserveuitademvolume)

Slide 27 - Sleepvraag

Wat betekent vitale capaciteit?

A
Hoeveel lucht er in je longen past
B
ongeveer 0,5 liter
C
de hoeveelheid lucht die je maximaal kan in- of uitademen
D
hoeveel lucht je in en uitademt

Slide 28 - Quizvraag

Welke factor neemt het meeste af bij een klaplong
A
Het restvolume
B
de vitale capaciteit
C
het inademings-reservevolume
D
het uitademings-reservevolume

Slide 29 - Quizvraag

Welke spieren zorgen ervoor dat je borstholte groter wordt gemaakt
A
middenrif
B
tussenribspieren
C
ribspieren
D
buikspieren

Slide 30 - Quizvraag

Door welke eigenschap of eigenschappen van de longen wordt dit geneesmiddel na het inademen snel in het bloed opgenomen?
A
Alleen door het grote gezamenlijke oppervlak van de longblaasjes
B
Alleen door de grote hoeveelheid bloed die per tijdseenheid langs het longweefsel stroomt
C
Zowel door het grote gezamenlijke oppervlak van de longblaasjes als door de grote hoeveelheid bloed die per tijdseenheid langs het longweefsel stroomt
D
Zowel door het kleine gezamenlijke oppervlak van de longblaasjes als door de kleine hoeveelheid bloed die per tijdseenheid langs het longweefsel stroomt

Slide 31 - Quizvraag

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

Slide 32 - Tekstslide