Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
révise verbes - 5 temps verbaux
Révise verbes
présent
imparfait
passé composé
futur simple
conditionnel
1 / 20
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4-6
In deze les zitten
20 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Révise verbes
présent
imparfait
passé composé
futur simple
conditionnel
Slide 1 - Tekstslide
RONDJE PRÉSENT
Slide 2 - Tekstslide
ils iront
A
présent
B
passé composé
C
futur simple
D
conditionnel
Slide 3 - Quizvraag
vous avez pu
A
passé composé
B
imparfait
C
futur simple
D
présent
Slide 4 - Quizvraag
ils choississaient
A
présent
B
imparfait
C
futur simple
D
conditionnel
Slide 5 - Quizvraag
eu is voltooid deelwoord van
A
avoir
B
faire
C
aller
D
être
Slide 6 - Quizvraag
RONDJE IMPARFAIT
Slide 7 - Tekstslide
De futur-stam van avoir is
A
ser
B
ir
C
aur
D
avoir
Slide 8 - Quizvraag
Welk hulpwerkwoord heeft 'venir' in de passé composé?
A
avoir
B
être
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van 'apprendre'? (passé composé)
A
apprendré
B
appris
C
apprendu
Slide 10 - Quizvraag
Welke van deze werkwoorden vervoeg je met être? (passé composé)
A
défendre
B
descendre
C
devenir
D
disparaître
Slide 11 - Quizvraag
RONDJE FUTUR SIMPLE
Slide 12 - Tekstslide
Welke vorm is correct?
A
nous sommes resté
B
nous sommes restés
C
nous sommes restées
D
nous avons resté
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de stam van de imparfait van 'remplir'?
A
rempl
B
remplir
C
rempliss
Slide 14 - Quizvraag
Welke vorm hoort NIET bij vouloir?
A
voulaient
B
voudraient
C
voulions
D
vouldrions
Slide 15 - Quizvraag
Welke vorm staat in de conditionnel?
A
avait
B
a
C
aura
D
aurait
Slide 16 - Quizvraag
RONDJE PASSÉ COMPOSÉ
Slide 17 - Tekstslide
Wat is het voltooid deelwoord van 'mettre'?
A
mettré
B
mettru
C
mis
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekent 'nous serions'?
A
wij zijn
B
wij waren
C
wij zullen zijn
D
wij zouden zijn
Slide 19 - Quizvraag
Wat is GEEN vous-vorm?
A
êtes
B
fairiez
C
faites
D
seriez
Slide 20 - Quizvraag