In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 5: Planten
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet jij al over het thema planten?
Slide 2 - Woordweb
Hoe ziet de les eruit?
Video planten
Herhalen 5.1
Start 5.2: zaden
Aan de slag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
De 4 organen van een plant
Wacht eens even? Hebben planten net als mensen organen?
Jazeker!
Net als mensen heeft een plant organen.
De vier organen van een plant zijn:
- Wortel
- Stengel
-Bladeren
- Bloemen
Slide 5 - Tekstslide
https:
Slide 6 - Link
Leerdoel: Je kunt in een schematische tekening de delen van een plant benoemen. (bron 2 blz 96 leerboek)
Uit welke delen bestaat een plant?
Slide 7 - Tekstslide
Organen van een plant
Elk orgaan heeft zijn eigen bouw en functie.
Leerdoel: Je kunt van de onderdelen van een plant (wortels, stengel, bladeren, bloem) de functie benoemen. (blz 96 leerboek en bron 2 )
In de volgende dia's worden de 4 organen met hun functies uitgelegd.
Slide 8 - Tekstslide
De functies van de organen van een plant
1. Wortels:
Met de wortels zuigt een plant water op
uit de bodem. Wortels zorgen er ook voor dat de plant
stevig in de bodem staat.
Slide 9 - Tekstslide
De functies van de organen van een plant
2. Stengel:
De stengel houdt de plant overeind. In de stengel lopen dunne ‘buisjes’ waardoor water en stoffen naar de
bladeren en bloemen gaan en andersom.
Slide 10 - Tekstslide
De functies van de organen van een plant
3. Bladeren: Door de bladeren lopen buisjes: de nerven. Deze zorgen voor vervoer van water en stoffen. Ze geven ook stevigheid aan het blad. Tussen de nerven zit het groene blad: het bladmoes. Hier maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen.
Slide 11 - Tekstslide
De functies van de organen van een plant
4. Bloemen:
De bloemen zijn voor de voortplanting. In een bloem ontstaan zaden, waaruit nieuwe planten groeien.
Slide 12 - Tekstslide
Even oefenen! Welke functie hoort bij welk orgaan?
1. Dit orgaan is voor de voortplanting. Hier ontstaan zaden, waaruit nieuwe planten groeien.
2. Water met mineralen opzuigen en vastzetten in de grond
3. Hierin lopen de nerven die zorgen voor vervoer van water en stoffen. Tussen de nerven zit bladmoes, daar maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen.
4. Dit houdt de plant overeind. Hierin lopen dunne 'buisjes' die water en stoffen naar de bladeren en bloemen vervoeren.
Slide 13 - Sleepvraag
Welk onderdeel zorgt voor de opname van water en mineralen?
A
Wortel
B
Bloem
C
Bladeren
D
Stengel
Slide 14 - Quizvraag
Welke onderdeel vervoert water en voedingsstoffen?
A
Wortel
B
Bloem
C
Stengel
D
Bladeren
Slide 15 - Quizvraag
Waar in de bladeren worden de voedingsstoffen voor de hele plant gemaakt?
A
Bladgroenkorrels
B
Nerven
C
Celkern
D
Bladsteel
Slide 16 - Quizvraag
Waar zorgt de bloem voor?
A
Versiering voor de plant
B
Voortplanting
C
Insecten lokken
D
Insecten wegjagen
Slide 17 - Quizvraag
Hoe komen bladeren aan hun water?
A
Via de cellen aan de buitenkant
B
Via de vaatbundels en de nerven
C
Via de huidmondjes
D
Ze maken zelf water
Slide 18 - Quizvraag
Noem alle onderdelen van een plantencel.
Slide 19 - Open vraag
5.2 Planten groeien
Je leert hoe uit een zaadje een plantje komt;
Je leert hoe het plantje verder groeit;
Je leert hoe een boom groeit.
Slide 20 - Tekstslide
Hoe komt een plant uit een zaadje?
Nadat planten hebben gebloeid, veranderen de bloemen in vruchten.
In de vrucht zitten de zaden.
De zaden bestaan uit 2 zaadlobben. Daartussen zit de kiem. Om de 2 zaadlobben zit een zaadhuid.
Slide 21 - Tekstslide
Hoe komt een plant uit een zaadje?
Als er een nieuw plantje uit een zaadje groeit, dan noem je dat ontkiemen.
De kiem, is eigenlijk een mini-plantje.
In de zaadlobben zit heel veel reservervoedsel waardoor de kiem goed kan groeien na de ontkieming.
Slide 22 - Tekstslide
Hoe groeit een plantje verder?
Als de kiem plantjes steeds groter en zwaarder worden, dan noem je dat groei.
Door lengtegroei vanuit de uiterste topjes, worden de stengels en wortels steeds langer.
Als een plant nieuwe delen krijgt, dan noem je dat ontwikkeling.