Landstede Groep

Les 2. 14.4 Bloedcellen en bloedstolling

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Je kunt uitleggen waar in het lichaam verschillende bloedcellen gemaakt worden


Slide 2 - Tekstslide

Rood beenmerg
BINAS 84 I

Stamcellen kunnen delen

cel differentiatie: specialiseren

Rode bloedcel leeft max 4 mnd 

Slide 3 - Tekstslide

Welk type bloedcellen ontstaan in de lymfeknopen en milt (thyme)? (binas) (T1)

Slide 4 - Open vraag

Leg aan de hand van tabel 84I uit dat het gebruik van EPO prestatie bevorderend is voor topsporters (T2)

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

DOEL
Je kunt in verschillende contexten uitleggen hoe bloedstelling werkt, hoe het beinvloed kan worden en welke effecten (verkeerde) bloedstolling kan hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Uitwendige bloeding
Inwendige bloeding

Slide 8 - Tekstslide

Welk vast bestanddeel in het bloed zorgt voor de bloedstolling
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 9 - Quizvraag

Bloedstolling
Stap 1. De vaatvernauwing begint doordat er uit beschadigde cellen signaalstoffen vrijkomen, die maken dat langsstromende bloedplaatjes aan de beschadigde bloedvatwand blijven plakken. 

Uit deze bloedplaatjes komen stoffen vrij, die ervoor zorgen dat de vaatwand nog meer vernauwt.



Slide 10 - Tekstslide

Bloedstolling
Stap 2. De stoffen uit de bloedplaatjes zelf zorgen er ook voor dat nog meer bloedplaatjes blijven plakken en samenklonteren. Hierdoor vormt zich een soort propje dat de wond voorlopig afdicht.



Slide 11 - Tekstslide

Bloedstolling
Stap 3. Een tiental stollingsfactoren (bloedeiwitten in bloedplasma) worden achter elkaar geactiveerd. 

Het uiteindelijke resultaat is dat het bloedeiwit fibrinogeen omgezet wordt in een draderig, onoplosbaar eiwit. Dit eiwit heeft fibrine. De fibrinedraden vormen een soort vangnet, waarin bloedcellen blijven steken. 

Er ontstaat een korstje (bij een huidwond). Korstjes zijn rood door de gevangen rode bloedcellen.



Slide 12 - Tekstslide

Fibrine is oplosbaar, fibrinogeen niet
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Binastabel 84O. Heeft trombokinasecomplex een positief of negatief effect op bloedstolling. Of is dit niet te bepalen?
A
Positief
B
Negatief
C
Niet te bepalen

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Bloedpropjes / trombose
Mogelijke oorzaken:
1. De wand van een bloedvat is aangetast, bijvoorbeeld door een operatie of bij aderverkalking, dan kan makkelijk een stolsel ontstaan aan de vaatwand.

2. Het bloed langzamer stroomt door lang stilzitten of liggen bijvoorbeeld na een operatie of bij ziekte, is de kans groter dat er een stolsel ontstaat.

3. De samenstelling van bloed verandert, door bijvoorbeeld zwangerschap of ziekte, dan kan eerder een stolsel ontstaan.

Slide 16 - Tekstslide

Bloedpropjes / trombose
Kunnen vast lopen in bv:
  • Longen (Longembolie)
  • Hart (Hartinfarct)
  • Hersenen (Beroerte/Herseninfarct)

Wat is de reden dat het vastlopen van een bloedpropje zorgt voor problemen?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Leg uit waarom mensen, die in een vliegtuig vlucht van langer dan 6 uur zitten, aangeraden worden om strek- en buig oefeningen te doen. (T1)

Slide 19 - Open vraag

Het gif van adders stimuleert de omzetting van protrombine tot trombine (beide stollingsfactoren). Dit zorgt er voor dat meer fibrinogeen wordt omgezet tot fibrine. Anton wordt gebeten in zijn been. Leg uit wat er gebeurt.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video

Mensen met de erfelijke ziekte hemofilie kunnen zelf geen stollingsfactor VII aanmaken. Welk advies geef jij deze mensen met betrekking tot vechtsporten. Waarom? (T2)

Slide 22 - Open vraag

Binastabel 84 O. Leg uit waarom het belangrijk is dat je bloed antitrombine 3 bevat.

Slide 23 - Open vraag

HUISWERK

Maak de opdrachten van 14.4

Slide 24 - Tekstslide

0

Slide 25 - Video