Landstede Groep

Les 1 thema 5: Krachten

Zet je spullen alvast klaar (laptop, inloggen Lessonup, schrift, pen)
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zet je spullen alvast klaar (laptop, inloggen Lessonup, schrift, pen)

Slide 1 - Tekstslide

Welke drie kenmerken heeft een kracht?

Slide 2 - Woordweb

Aangrijpingspunt
Grootte van de kracht
richting

Slide 3 - Sleepvraag


Slide 4 - Open vraag


Hoe groot is de getekende kracht.
A
3,3 N
B
5 N
C
8,3 N
D
16,5 N

Slide 5 - Quizvraag


Geef aan bij de vector hoe groot de getekende kracht is.

Slide 6 - Open vraag

Beheers je de volgende leerdoelen?
  1. Je weet wat er met de grootheid kracht wordt bedoeld en wat kracht kan doen op een object.
  2. Je kent het symbool van de grootheid kracht en je weet in welke eenheid deze gegeven wordt en wat hier de afkorting van is van deze eenheid.
  3. Je weet dat een kracht altijd een aangrijpingspunt, een richting en een grootte heeft.
  4. Je kunt deze drie eigenschappen van een kracht herkennen en zelf weergeven in een tekening.
  5. Je kunt rekenen aan een krachttekening als er een schaal gegeven is (bijvoorbeeld 10 cm =^ 15 N) en ook een tekening maken als de kracht en de schaal gegeven is.
Tip: Kijk ook eens naar de leerdoelen die nog komen...

Slide 7 - Tekstslide


Voordat je onderzoek kunt gaan doen aan krachten, moet je eerst wat vaktermen kennen.
In dit intermezzo leren we de terminologie van krachten en hoe ze getekend worden. Ook leren we één wet van Newton (hij heeft er meerdere). We beginnen met een simpele touwtreksituatie en stappen dan over naar een object aan een touwtje.

Zorg dat je dit intermezzo goed begrijpt voor je verder gaat. Anders zal je niets kunnen begrijpen van de termen en de tekeningen in de onderzoeker later in dit thema.



Slide 8 - Tekstslide

Opdracht: doorlezen dit stuk tekst in stilte!

timer
4:00

Slide 9 - Tekstslide

dfa
fdaf
1e wet van Newton 
  • Een object komt pas in beweging, als er een netto kracht op uitgeoefend wordt.

  • Omdat hier de lengte van de beide krachten even groot is, maar de richting precies de andere kant op is, heffen deze pijlen elkaar precies op en is er netto geen kracht meer in heel het figuur. 

Slide 10 - Tekstslide

dfa
fdaf
1e wet van Newton 
  • Een object komt pas in beweging, als er een netto kracht op uitgeoefend wordt.

  • Persoon A zal hierdoor naar achteren bewegen (in dezelfde richting als zijn krachtpijl). Persoon B zal wel mee moeten naar voren... en verliest. Hierbij is er dus beweging.

Slide 11 - Tekstslide


Bereken de netto kracht?
Is er sprake van beweging?

Slide 12 - Open vraag


Bereken de netto kracht?
Is er sprake van beweging?

Slide 13 - Open vraag

Opdracht: doorlezen dit stuk tekst in stilte!

timer
4:00

Slide 14 - Tekstslide

dfa
fdaf
Zwaartekracht
  • Elk object met massa wordt door de aarde aangetrokken met een bepaalde kracht. 
  • Hoe groot deze kracht is hangt af van de massa van het object. 
  • De richting van de zwaartekracht is echter altijd hetzelfde: Precies naar het midden van de aarde. 
  • We tekenen deze dus altijd als een pijl recht naar beneden. De zwaartekracht noteren we als Fz.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Zet je spullen alvast klaar (laptop, inloggen Lessonup, schrift, pen)

Slide 17 - Tekstslide


Waar staat de notatie Fz voor?

Slide 18 - Open vraag


Waar staat de notatie FN voor?

Slide 19 - Open vraag

Hendrik fietst naar huis. Ondertussen werkt er een zwaartekracht van 850 Newton (N) op hem.
Over welke grootheid en eenheid gaat het hierboven?
Sleep vanuit het keuzevak de juiste woorden naar de plek.
Let op er blijven antwoorden over.
keuzevak:
Grootheid
Symbool
Eenheid
Afk.eenheid
Fz
Fspan
Kracht
fietsen
Newton
N
850
snelheid
Beweging

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Tekstslide

Hoe groot is de normaalkracht op de lamp?
Fz = 15,4 N
A
0 N
B
15,4 N
C
30,8 N
D
- 15,4 N

Slide 22 - Quizvraag

In welke richting werkt de normaalkracht?
A
Naar boven
B
Naar beneden

Slide 23 - Quizvraag

Welke kracht is hier de normaalkracht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quizvraag

De normaalkracht staat
A
Evenwijdig aan het oppervlak
B
Loodrecht op het oppervlak

Slide 25 - Quizvraag

Gegeven: alle boeken hebben dezelfde massa.
De normaalkracht op het onderste boek is groter dan de normaalkracht op het bovenste boek.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Welk gevolg kan de spankracht NIET hebben?
A
Verandering van vorm
B
Verandering van richting
C
Verandering van massa
D
Verandering van snelheid

Slide 27 - Quizvraag

Als je aan een touw trekt, veroorzaak je een spankracht in dat touw.
In welke eenheid geef je spankracht aan?
A
cm3
B
g
C
cm3g
D
N

Slide 28 - Quizvraag

Bepaal de spankrachten en maak een foto van je uitwerking.
De zwaartekracht (Fz) is 500 N. De spankracht (Fspan) is maximaal 400 N. Leg uit wat er gebeurd.  

Slide 29 - Open vraag

De spankracht teken je altijd van het voorwerp langs het touw
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag


Licht je antwoord toe!

Slide 31 - Open vraag

dfa
fdaf
Wat gaan we nu doen?
  • Maken opdracht oefening tekenen van krachten.
  • Huiswerk woensdag 6 oktober opdracht 1 t/m 5.

Slide 32 - Tekstslide