Landstede Groep

10.1 Lineair verband

Hoofdstuk 10
Verbanden
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 10
Verbanden

Slide 1 - Tekstslide

Programma van de les
Voorkennis bekijken

Uitleg paragraaf 10.1

Aan het werk! 

Slide 2 - Tekstslide

Een lineaire formule.
Wat weet jij al?

Slide 3 - Open vraag

Schrijf de formule op van Jans.

Slide 4 - Open vraag

Hoort deze tabel bij een lineaire formule?





A
wel lineair
B
niet lineair

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het startgetal?
A
76
B
100
C
91
D
50

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het startgetal?
A
-2
B
3
C
0
D
5

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het hellingsgetal van de volgende formule:
y = 3 x a + 5
A
3
B
5

Slide 8 - Quizvraag

Doel van de les
  • De leerling weet op welke 3 manieren je lineaire verbanden kunt herkennen
  • De leerling kan lineaire verbanden herkennen 

Slide 9 - Tekstslide

Paragraaf 10.1
Hoe herken je een lineair verband?
1. De grafiek; is de grafiek een rechte lijn, dan heb je waarschijnlijk te maken met een lineair verband
2. De tabel; is in de tabel de toename steeds hetzelfde, dan heb je waarschijnlijk te maken met een lineair verband.
3. De formule; heeft de formule de vorm van : ax+b=c, dan heb je waarschijnlijk te maken met een lineair verband

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Hoort er bij deze tabel een lineair verband? Zo ja, leg uit waarom

x
0
1
2
3
4
5
y
90
92
94
96
98
100

Slide 12 - Open vraag

Geen lineair verband
Lineair verband

Slide 13 - Sleepvraag

Geef het startgetal en hellingsgetal
x
0
1
2
3
4
y
3
18
33
48
62
A
Hellingsgetal (a) = 3 Startgetal (b) = 0
B
Hellingsgetal (a) = 5 Startgetal (b) = 3
C
Hellingsgetal (a) = 15 Startgetal (b) = 3
D
Hellingsgetal (a) = 3 Startgetal (b) = 15

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het hellingsgetal?
A
-2
B
-1
C
0
D
2

Slide 15 - Quizvraag

Aan het werk
Kies 1 van de volgende routes:

Ik vind het lastig: 1, 2, O3, 4, O5, 6
Het is te doen: 1, 2, 3, 4, 5, 6
Ik vind het makkelijk: 2, 3, 4, 5, U1, U2

Slide 16 - Tekstslide