Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
H 3 mengsels scheiden
Hst 3 mengsels scheiden
1 / 36
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Scheikunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
In deze les zitten
36 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Hst 3 mengsels scheiden
Slide 1 - Tekstslide
H 3 mengsels scheiden= sorteren
Een mengsel bevat meerdere molecuulsoorten
heeft dus ook een smelt- en kooktraject (h1)
bij scheiden van mengsels maak je gebruik van
verschil
van
stofeigenschappen
om de deeltjes te sorteren
elke scheidingsmethode
berust op
ander verschil van stofeigenschap
Slide 2 - Tekstslide
homogeen
mengsel= de
verschillende bestanddelen zijn niet meer te onderscheiden doordat de deeltjes van de stoffen zo klein zijn
--> altijd
doorzichtig
vb
oplossing
(=vast in vloeistof, vloeistof in vloeistof, gas in vloeistof), of een gasmengsel
een
legering
(=mengsel van metalen) is het enige homogene mengsel dat
niet doorzichtig
is
heterogeen
mengsel= de afzonderlijke bestanddelen mengen niet met elkaar
verschillende bestanddelen zijn, als je heel goed kijkt, wel te onderscheiden-->
altijd troebel
vb emulsie, suspensie, gel, schuim, nevel, rook, z.o.z.
Slide 3 - Tekstslide
heterogene
mengsels en hun samenstelling
suspensie
= vast in vloeistof
gel
= vloeistof in vast
emulsie
= druppeltjes vloeistof in vloeistof (toevoegen van
emulgator
als eiwit of zeep houdt het gebonden)
schuim
= gas in vloeistof
nevel
= vloeistof in gas
rook
= vast in gas
Slide 4 - Tekstslide
oplossing = homogeen mengsel
vaste-, vloeibare- of gasvormige stof in een vloeibaar oplosmiddel (vaak water)
Kenmerken van een oplossing:
Helder/doorzichtig,
Kan gekleurd of kleurloos zijn.
Voorbeelden:
Vaste stof in een oplosmiddel. Bv: suiker in water of zout in water.
Vloeistof in een oplosmiddel. Bv: alcohol in water(spiritus, wijn, bier) of azijnzuur in water (azijn).
Gas in een oplosmiddel. Bv: koolstofdioxide in water (in bier, cola, champagne).
Scheiden van oplossing
:
Indampen (als je vaste stof uit de oplossing wilt halen)
Destilleren (als je een vloeistof uit de oplossing wilt halen)
Slide 5 - Tekstslide
Indampen:
scheiden op basis van verschil in kookpunt
Wanneer:
als je
vaste stof uit oplossing
wilt
Werking:
het
oplosmiddel
heeft een
lager kookpunt
en verdampt als eerste
de
vaste stof
blijft over als
residu
Nodig:
indampschaaltje
driepoot en gaasje
brander
Slide 6 - Tekstslide
Destilleren:
scheiden op basis van verschil in kookpunt
Wanneer:
als je
uit een oplossing een
vloeistof
wilt halen
Werking:
de stof met het
laagste kookpunt
verdampt als
eerste,
de damp condenseert in de koeler
de gecondenseerde
opgevangen vloeistof
is het
destillaat
de stof(fen) met het hoogste kookpunt hou je over als
residu
Nodig:
brander en statief,
thermometer
twee erlenmeyers
destillatie kolom met koeler
Slide 7 - Tekstslide
Suspensie = hetrogeen mengsel
vaste stof die niet mengt met een vloeistof
Kenmerken van een suspensie:
troebel en gekleurd
Voorbeelden:
slootwater
jus d'orange
verf, nagellak
chocolademelk (= een emulsie en een suspensie)
Scheiden van suspensie
:
filtreren (werkt het beste)
bezinken en afgieten( werkt minder nauwkeurig als filtreren
(indampen kan vaak maar kost tijd/energie en levert soms giftige damp op )
Slide 8 - Tekstslide
Filtreren:
scheiden op basis van verschil in deeltjesgrootte
Wanneer:
als je
een vaste stof uit een suspensie wilt halen
Werking:
de stof met de
grootste deeltjes
blijven in het filter achter en vormen het
residu
de
opgevangen vloeistof
is helder en noem je het
filtraat
Nodig:
trechter
filtreerpapier
extra reageerbuis
Slide 9 - Tekstslide
Bezinken èn afgieten:
scheiden op verschil in dichtheid
Wanneer:
als je
een vaste stof uit een suspensie wilt halen (b.v. decanteren van wijn)
Werking:
de stof met de
grootste dichtheid (
= vaste stof) zakt naar de
bodem
daarna schenk je de
heldere vloeistof
daarboven voorzichtig af
tijdens het afgieten mengt de vaste stof meestal toch weer met de vloeistof
(kan versneld worden door centrifugeren)
Nodig:
2 reageerbuisjes
Slide 10 - Tekstslide
Emulsie = hetrogeen mengsel
vloeistof die niet mengt met een andere vloeistof
Kenmerken van een emulsie:
troebel en gekleurd
belletjes van vloeistof in andere vloeistof (niet altijd zichtbaar)
emulgator
(=eiwit in voedingsmiddel of zeep in cosmetische product)
nodig om emulsie gemengd te houden
Voorbeelden:
melk, mayonaise
gezichtscrème, conditioner
Scheiden van emulsie
:
zonder emulgator: ontmengen of centrifugeren
met emulgator: "kapot" maken
Slide 11 - Tekstslide
Emulsie
zonder emulgator
scheiden: op verschil in dichtheid
Wanneer:
zonder emulgator ontmengt een emulsie spontaan
Werking:
de vloeistof met de
grootste dichtheid
zakt naar de
bodem
(hieronder: vet drijft op water)
daarna schenk je de bovenste
vloeistof
daarboven voorzichtig af
(kan versneld worden door centrifugeren)
Slide 12 - Tekstslide
Emulsie
met emulgator
scheiden: chemische reactie
Wanneer:
door de emulgator kapot te maken ontmengt een emulsie we noemen dit bij voedingsmiddelen "schiften"(meestal per ongeluk)
Werking:
als de eiwitten (=emulgator) in melk, yoghurt of pindasaus te warm worden verliezen de eiwitten de emulgerende werking.
vet/olie gaat weer drijven op de rest van de
vloeistof
oplossing:
voeg extra emulgator toe,
b.v. extra pindakaas of eiwit/eigeel
Slide 13 - Tekstslide
Les 2:
bespreken/verbeteren werkblad achterkant en voorkant (hulp lessonup)
(bewaar dit goed voor de toets en practicumdossier verbeteren)
verbeteren practicumdossier
(met groen)
met behulp van ingevulde werkblad
(t
elt mee in practicumcijfer)
laatste 15 min. uitleg par 2
hw:
leren 3.2 en maken: 3a,b,d ,4,7 t/m 10
(let op bij rekenopdrachten: gevraagd, gegeven, oplossing inclusief formule en eenheden)
Slide 14 - Tekstslide
Extraheren=
scheiden door verschil in oplosbaarheid
Wanneer:
als je
uit een
vaste stof
de kleur-, geur- en of smaakstoffen
wilt trekken
Werking:
een deel van de vaste stof lost wel op in de
extractievloeistof en een ander deel niet
daarna
moet
je altijd nog
filtreren
(
en soms
wordt het filtraat nog ingedampt)
Nodig:
extractievloeistof
(meestal water, soms alcohol)
Slide 15 - Tekstslide
A
d
sorberen =
scheiden door verschil in hechtingsvermogen
Wanneer:
als je
uit een vloeistof of gas
ongewenste
stoffen wilt verwijderen
Werking:
ongewenste stoffen hechten aan het adsorptiemiddel (meestal actieve koolstof)
hoe fijner het adsorptiemiddel is des te beter kunnen ongewenste stoffen hechten
daarna
moet
je altijd nog
filtreren
Nodig:
adsorptiemiddel
(meestal actieve koolstof)
filter
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
3.2 herhaling concentratie berekenen
de
concentratie
geeft aan hoeveel van een stof in het totale mengsel aanwezig is. In een formule noteer je dat zo:
of
de eenheid is in (m)g/L of mg/g
of afgeleide eenheden daarvan
Slide 21 - Tekstslide
3.2: percentage berekenen in procenten
het percentage lijkt veel op de concentratie alleen druk je de verhoudingen nu uit in procenten
in een formule ziet dat er zo uit:
volumepercentage (bij vloeistof in vloeistof mengsel) en massapercentage (bij vaste stoffen). Je antwoord kan nooit > 100% zijn
Slide 22 - Tekstslide
Noteer wat er gevraagd wordt.
Noteer wat er geven is.
Noteer je oplossing:
-de formule
- de ingevulde formule
- uitkomst incl eenheid (of het aantal %)
In een pot jam van 450 g zit 30 g suiker, bereken de concentratie suiker in mg/g.
Gevr:
concentratie suiker in jam.
Geg:
450 g jam bevat 30 g suiker.
Opl
: concentratie = deel )/geheel
concentratie = suiker/ jam
concentratie = 30000 mg/450 g
concentratie = 67 mg/g suiker in jam
Verplichte aanpak rekenopgaves Bijvoorbeeld:
Slide 23 - Tekstslide
timer
10:00
Slide 24 - Tekstslide
waarnemen
met je zintuigen
objectief (dus niet: het ruikt vies/ het smaakt lekker)
zo zorgvuldig mogelijk:
de 3 W's
:
- wat gebeurt er?
- waar/wanneer gebeurt het?
- met welke stof?
Het
ziet er vies uit =
Slide 25 - Tekstslide
Altijd passend bij onderzoeksvraag
lees het doel/onderzoeksvraag
waarnemingen
(=data verzamelen)
én
theorie
met elkaar in verbinden (wat weet je al? wat zegt deze waarnemingen je? )
= analyseren
Leg uit met woorden als:
.....dus.....;.......want...;....omdat.....
gebruik jouw waarnemingen
conclusie trekken,
waar moet je op letten?
Slide 26 - Tekstslide
Welk van de volgende uitspraken over een mengsel is/zijn waar?
A
Een mengsel bestaat uit een soort molecuul
B
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
C
Een mengsel heeft een kookpunt
D
Een mengsel heeft een kooktraject
Slide 27 - Quizvraag
Welke soort mengsels kun je scheiden door middel van filtratie?
A
Oplossingen
B
Suspensies
C
Emulsies
D
adsorpties
Slide 28 - Quizvraag
De scheidingsmethode extraheren berust op het verschil in:
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen
Slide 29 - Quizvraag
wat voor soort mengsel krijg je als je water met olijfolie goed mengt?
A
een oplossing
B
een suspensie
C
een emulsie
D
een extract
Slide 30 - Quizvraag
hoe kun je het mengsel van water, zeep en olijfolie goed scheiden?
A
verhitten tot emulgator kapot gaat
B
filtreren
C
destilleren
D
een extractiemiddel toevoegen
Slide 31 - Quizvraag
De scheidingsmethode extraheren berust op het verschil in:
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen
Slide 32 - Quizvraag
Welke van onderstaande mengsels is een emulsie
A
Zeewater
B
Melk
C
jus d'orange
D
Koffie
Slide 33 - Quizvraag
wat voor soort mengsel krijg je als je water met bruine suiker goed mengt?
A
een emulsie
B
een suspensie
C
een oplossing
D
een extract
Slide 34 - Quizvraag
welke uitspraken kloppen voor het mengsel van water met zand:
het is een.....
A
Suspensie en het best te scheiden via filtratie
B
Suspensie en het best te scheiden via destillatie
C
Oplossing en het best te scheiden via indampen
D
emulsie en het best te scheiden via indampen
Slide 35 - Quizvraag
welke uitspraak over koolstof is niet waar
A
het is een adsorptiemiddel
B
het is een absorptiemiddel
C
als je het fijn maalt werkt het beter
D
als het stoffen heeft geadsorbeerd moet het worden vervangen
Slide 36 - Quizvraag