V5: les verbes réguliers

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Les verbes réguliers 

en ER/-IR/-RE

Les verbes réguliers 

Il y a 3 groupes: 

verbes en -er

verbes en -ir

verbes en -re

Tu ... dans la mer.

1. nages
2. nage
3. nagez
4. nagent

Je ... la télé.

1. regardes
2. regardent
3. regarde
4. regardez

Nous ... les devoirs.

1. finions
2. finiez
3. finissons
4. finisez

Les filles ... leurs copains.

1. attendons
2. attendent
3. attendont
4. attendez

Elle (manger) un sandwich.

On (entendre) la prof.

Je (choisir) cette couleur.

Vous (remplir) la bouteille.

remplir, passé composé, vous ...

1. avez remplé
2. avez rempli
3. avez remplu
4. avez rempliré

Zij heeft gekeken.

1. Elle a regardé
2. Elle a regardée
3. Elle regardé
4. Elle a regarde

Wij hebben gespeeld (jouer).

Zij hebben gewerkt (travailler).

Wij hebben gewacht (attendre)

Jullie hebben nagedacht (réfléchir)

En nu?

Als je onderdelen niet (meer) goed beheerst: oefen deze dan in de Boîte à Gram online.

- le présent = werkwoorden in de tegenwoordige tijd (hier zitten ook veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden bij)

- le passé composé = werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd (ook met een aantal veelvoorkomende werkwoorden)