Landstede Groep

20200910 - G3a Grieks

G3a Grieks
10 september 2020
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

G3a Grieks
10 september 2020

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • controleren/nakijken huiswerk
  • instellen Wozzol
  • uitleg imperfectum
  • aan de slag met het imperfectum
  • check
  • aan de slag met het huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Doelen:
  • je weet hoe goed je het huiswerk hebt gedaan (maak- en leerwerk)
  • je kunt je eigen fouten uitleggen
  • je hebt een account op Wozzol (en docent en woordenlijst toegevoegd)
  • je weet van het imperfectum: hoe de vorm is opgebouwd en hoe je de vorm vertaalt.
  • je hoeft niet te huilen van het imperfectum

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag met het impf!
Maak de taaloefeningen:
8A: onderdeel A en B (HB blz. 88)
8B: onderdeel A (HB blz. 91)

Slide 18 - Tekstslide

Taaloefening 8A
A:
1. ik maakte los, zij maakten los  
2. wij deden 
3. hij was, ik was 
4. zij waren
5. ik deed, zij deden  
6. hij maakte los 
7. wij waren 
8. jij was
9. jullie waren
10. jij deed 
B:
1. wij meenden     νομίζω
2. ik bekommerde me om,    φροντίζω
  zij bekommerden zich om
 3. jullie gooiden ῥίπτω
 4. hij viel πίπτω
 5. jij verhinderde κωλύω
 6. jullie (laten) stoppen, laat stoppen παύω
 7. wees εἰμί
 8. zij waren aanwezig πάρειμι
 9. hij overwon κρατέω
 10. wij zien βλέπω

Slide 19 - Tekstslide

Taaloefening 8B
1. jullie berichtten                ἀγγέλλω
 2. ik/zij doodde(n)               ἀποκτείνω
 3. hij bracht                            ἄγω
 4. jij hoorde                            ἀκούω
 5. hij viel in de smaak        ἀρέσκω
 6. wij komen/zijn ge-         ἥκω
  komen, wij kwamen
 7. wij gingen uit                    ἐκβαίνω
 8. jullie woonden                οἰκέω
 9. ik/zij vroeg(en)                αἰτέω
 10. jij vond                              εὑρίσκω

Slide 20 - Tekstslide