Landstede Groep

H3 Elektriciteit in Huis - 3.2 Weerstand KL

H3 Elektriciteit in huis - 3.2 weerstand (Les 1)
1 / 111
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 111 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H3 Elektriciteit in huis - 3.2 weerstand (Les 1)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor vandaag
  • Vorige les 
  • Uitleg bij 3.2 Weerstand
  • Opdrachten maken bij 3.2
  • Lesafsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mededeling
Practica

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige lessen (3.1)
  • Stroom kan alleen lopen bij een ............................. stroomkring
  •  Een elektrisch apparaat haalt zijn energie uit een ....................
  • Spanning wordt gemeten in .......................
  • Stroomsterkte wordt gemeten in ........................
  • Een voltmeter sluit je parallel/ in serie aan 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling
Parallelschakeling

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Verklaart dit het stroomschema?
Serie-schakeling
Parallel-schakeling
Stroomsterkte gelijk
Stroomsterkte verschilt
Spanning verschilt
Spanning gelijk

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leervragen 3.2
  • Wat zijn geleiders en isolatoren?
  • Wat is elektrische weerstand?
  • Hoe meet je weerstand?
  • Wat is soortelijke weerstand?
  • Waarvoor gebruik je weerstanden?
  • Wat is de weerstand in een schakeling?
  • Wat is het verband tussen spanning, stroomsterkte en weerstand?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn geleiders en isolatoren?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geleiders en isolatoren

  • Geleiders: Een stof waar makkelijk elektrische stroom door heen gaat. Vb. metalen en water.
  • Isolator: Een stof waar moeilijk elektrische stroom door heen gaat. Vb. plastic, glas of hout (niet- metalen)



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geleiders/Isolatoren
Het verschil tussen geleiders en isolatoren is de weerstand.
  • Geleiders: kleine weerstand --> laten de stroom makkelijk door. 
  • Isolator: grote weerstand -->  laten de stroom niet door en geleiden de stroom daardoor zeer slecht of niet. 


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Geleider of isolator?

 Aluminium
Glas
Hout
Koper
Rubber
Staal

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is elektrische weerstand?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische weerstand
  • Weerstand bepaalt hoe makkelijk stroom ergens door heen gaat. 
  • Grote weerstand = stroom er moeilijk doorheen
  • Geleider kleine weerstand, isolator een grote 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Grote weerstand of kleine weerstand?

 Aluminium
Glas
Hout
Koper
Rubber
Staal

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische weerstand

  • Weerstand meet je met een multimeter
  • Weerstand (R) meet je in ohm (Ω)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische weerstand
  • Weerstand bepalen van draadjes van een elektrisch onderdeel van mobieltje
  • Weerstand hangt af van lengte, dikte, temperatuur en soort materiaal van draad

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Multimeter
  • Spanning, stroomsterkte en weerstand meten 
  • Met de schakelaar kies je wat je gaat meten 
  • Weerstand meten --> Ohm stand 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is soortelijke weerstand?
Ieder soort materiaal heeft zijn eigen weerstand

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soortelijke weerstand
Soortelijke weerstand is een stofeigenschap.
Het geeft aan hoe goed (of slecht) een stof elektriciteit geleid.
De eenheid van soortelijke weerstand is:          per m per mm2


Ω

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soortelijke weerstand
De soortelijke weerstand van koper is 0.017.        per m per mm2
Dat wil zeggen dat een draad van 1 meter lang, met een oppervlak van 1 vierkante millimeter een weerstand van 0.017        heeft.

Ω
Ω

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtheid

g/cm3

Elk materiaal zelfde volume om massa eerlijk te vergelijken
Soortelijke weerstand

per m per mm2

Elk materiaal zelfde oppervlak om weerstand eerlijk te vergelijken
Ω

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soortelijke weerstand

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand van een draad

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand

Hier staat een voorbeeld van een weerstand.

Let op de ringen. Deze weerstand heeft vier ringen, er zijn ook weerstanden met vijf ringen.

De ringen hebben een betekenis welke een

codering is voor de grootte van de weerstand.


Kleurcodetabel hoeven jullie NIET te weten

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
Wat: BLZ 103 opdracht 2 t/m 16 
Hoe: Zelfstandig / samen 
Hulp: 1. Boek  2. Directe buurman of buurvrouw 3. Docent
Tijd: 20 min 
Klaar: 1. Nakijken met boekje 2. Aan mij laten zien 

timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leervragen 3.2
  • Wat zijn geleiders en isolatoren?
  • Wat is elektrische weerstand?
  • Hoe meet je weerstand?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is een goede geleider?
A
metalen lepel
B
stokje van een ijsje
C
rubberhandvat
D
handdoek

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van weerstand is
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groter de weerstand,
hoe ___________ de stroom.
A
groter
B
kleiner

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Steen is een geleider
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen geleider
A
aluminium
B
ijzer
C
kunstof
D
koper

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand
A
I
B
R
C
U
D
P

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een geleider of een isolator?
A
geleider
B
isolator

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met een weerstand geef je aan:
A
Hoe makkelijk een spanning door een draad loopt
B
Hoe makkelijk een stroom door een draad loopt
C
Hoe fel een lampje brandt
D
Hoe snel een ventilator draait

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groter de weerstand,
formule
weerstand = spanning : stroom
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van soortelijke weerstand is ...
A
B
Ω / m
C
Ω / m^2
D
Ω * m

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
  • Huiswerk: maak op BLZ 103 opdracht 2 t/m 14  
  • Volgende les: verder met 3.2 

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3 Elektriciteit in huis - 3.2 weerstand (Les 2)

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor vandaag
  • Vorige les 
  • Verdere uitleg bij 3.2 Weerstand
  • Opdrachten maken bij 3.2
  • Opdrachten bespreken 
  • Lesafsluiting

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leervragen vorige les 3.2
  • Wat zijn geleiders en isolatoren?
  • Wat is elektrische weerstand?

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van weerstand is
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand
A
I
B
R
C
U
D
P

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met een weerstand geef je aan:
A
Hoe makkelijk een spanning door een draad loopt
B
Hoe makkelijk een stroom door een draad loopt
C
Hoe fel een lampje brandt
D
Hoe snel een ventilator draait

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groter de weerstand,
formule
weerstand = spanning : stroom
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een geleider heeft veel weerstand
A
Waar
B
Niet waar

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische weerstand
  • Weerstand bepaalt hoe makkelijk stroom ergens door heen gaat. 
  • Grote weerstand = stroom er moeilijk doorheen
  • Geleider kleine weerstand, isolator een grote 


Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leervragen deze les 3.2
  • Waarvoor gebruik je weerstanden?
  • Wat is de weerstand in een schakeling?
  • Wat is het verband tussen spanning, stroomsterkte en weerstand 

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor gebruik je weerstanden?

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik weerstanden
  •  Maken het de stroom moeilijker om erdoorheen te komen
  • Juiste weerstand in stroomkring om ervoor te zorgen dat de juiste stroom door elk component gaat 

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Beide sluit je aan op stekker: 230 V
Toch geeft een tostiapparaat echt meer stroom?

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de weerstand in een schakeling?

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

weerstand in serie
  • in serie zitten alle onderdelen in dezelfde stroomkring

  • elk onderdeel heeft een eigenweerstand

  • Totale weerstand in een serieschakeling is alle weerstanden bij elkaar opgeteld
R(TOT)=R1+R2+.....

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verband tussen stroomsterkte, spanning en weerstand?

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Beide sluit je aan op stekker: 230 V
Toch geeft een tostiapparaat echt meer stroom?
Weerstand tostiapparaat kleiner dan die van radio. 

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wet van Ohm

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verband U, I en R
  • De weerstand en spanning bepalen stroomsterkte door tostiapparaat
  • Verband kan je in formule weergeven

Weerstand  
=stroomsterktespanning
R=IU

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

R=IU
Weerstand
R
in Ohm
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
Ω

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een nachtlampje zit een weerstand. Over deze weerstand staat een spanning van 4,0 V. Door die weerstand loopt een stroom van 0,025 A.
Bereken de grootte van de weerstand.

  1. Gegeven
  2. Gevraagd
  3. Formule
  4. Berekening
  5. Antwoord 
R=IU

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formuledriehoek
R=IU

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omschrijven van formule

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tostiapparaat heeft een weerstand van 35,5     . De spanning is 230 V. Hoe groot is stroomsterkte?

  1. Gegeven
  2. Gevraagd
  3. Formule
  4. Berekening
  5. Antwoord 
Ω

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
voorbeeld berekening arbeid: 
Een tosti-apparaat heeft een stroomsterkte van 6,5 A. de spanning is 230V. Bereken de weerstand van het tosti apparaat. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • I = 6,5 A          U = 230 V
  • Weerstand (R)  
  •  R = U : I 
  •  R = 230 : 6,5 = 35,5 
  •  De weerstand is 35,5 Ω

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips berekeningen
  • Gebruik gegeven gevraagd etc. zo vergeet je niet de berekening en eenheid. 

Weerstand: R = U : I 
spanning: U = R x I 
Stroomsterkte: I = U : R 

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanning
Stroomserkte
Weerstand

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
Wat 1: Opdrachten van het blad maken
Wat 2: Maken 3.2 BLZ 105 opdracht 17 t/m 20 + 24 t/m 27 
Hoe: Zelfstandig / samen 
Hulp: 1. Boek  2. Directe buurman of buurvrouw 3. Docent
Klaar: 1. Nakijken met boekje 2. Aan mij laten zien 

timer
10:00

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
Wat 1: Opdrachten van het blad maken
Wat 2: Maak van 3.2 op BLZ 105 opdracht 17 t/m 19 
Hoe: Zelfstandig / samen 
Hulp: 1. Boek  2. Directe buurman of buurvrouw 3. Docent
Tijd: 20 min 
Klaar: 1. Nakijken met boekje 2. Aan mij laten zien 

timer
10:00

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gegeven 
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het symbool van spanning is...... en de eenheid van spanning is........ .
A
P ; W
B
U ; V
C
I ; A
D
U ; MV

Slide 73 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het symbool van stroomsterkte en welke eenheid hoort hierbij?
A
I in Volt (V)
B
U in Volt (V)
C
I in Ampère (A)
D
U in Ampère (A)

Slide 74 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De grote van de stroom, hangt af van de elektrische weerstand.
Wat is het symbool en de eenheid voor weerstand?
A
Symbool Ω eenheid R
B
Symbool R, eenheid Ω
C
Symbool Ω eenheid r
D
Symbool Ω eenheid r

Slide 75 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
  • Huiswerk: maak van BLZ 105 opdracht 14 t/m 16 + 20 + 24 + 25 en kijk na 
  • Volgende les: herhalen van theorie van heel H4 

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3 Elektriciteit in huis - 3.2 weerstand (Les 3)

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor vandaag
  • Vorige les 
  • Uitleg bij 3.2 over rekenen met weerstand
  • Opdrachten maken bij 3.2 
  • Phet: je eigen stroomkring bouwen 
  • Lesafsluiting

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leervragen vorige les 3.2
  • Wat is soortelijke weerstand?
  • Waarvoor gebruik je weerstanden?
  • Wat is de weerstand in een schakeling?

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leervragen vandaag 3.2
  • Wat is het verband tussen spanning, stroomsterkte en weerstand/ hoe bereken je de weerstand 

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van weerstand is
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 81 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand
A
I
B
R
C
U
D
P

Slide 82 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met een weerstand geef je aan:
A
Hoe makkelijk een spanning door een draad loopt
B
Hoe makkelijk een stroom door een draad loopt
C
Hoe fel een lampje brandt
D
Hoe snel een ventilator draait

Slide 83 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groter de weerstand,
formule
weerstand = spanning : stroom
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 84 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een geleider heeft veel weerstand
A
Waar
B
Niet waar

Slide 85 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geleiders en isolatoren

  • Geleiders: Een stof waar makkelijk elektrische stroom door heen gaat. Vb. metalen en water.
  • Isolator: Een stof waar moeilijk elektrische stroom door heen gaat. Vb. plastic, glas of hout (niet- metalen)



Slide 86 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen
Elektriciteit = vorm van energie die je krijgt doordat een spanningsbron stroom levert. 

Stroom (I) = hoeveelheid elektrische lading (hoeveelheid elektronen) die ergens doorheen stroomt.
Spanning (U) = de kracht waarmee die elektronen worden geduwd.

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer vrachtwagens = stroomsterkte
Meer spullen = spanning

Slide 88 - Tekstslide

Meer vrachtwagens = stroomsterkte
Vrachtwagen vol geladen = spanning
Elektrische weerstand
  • Weerstand bepaalt hoe makkelijk stroom ergens door heen gaat. 
  • Grote weerstand = stroom er moeilijk doorheen


Slide 89 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Beide sluit je aan op stekker: 230 V
Toch geeft een tostiapparaat echt meer stroom?
Weerstand tostiapparaat kleiner dan die van radio. 

Slide 90 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wet van Ohm

Slide 91 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verband U, I en R
  • De weerstand en spanning bepalen stroomsterkte door tostiapparaat
  • Verband kan je in formule weergeven

Weerstand  
=stroomsterktespanning
R=IU

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 93 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als de weerstand heel groot is, wat heeft dat voor invloed op de stroomsterkte?

https://phet.colorado.edu/sims/html/circuit-construction-kit-ac/latest/circuit-construction-kit-ac_nl.html 
R=IU
U

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

R=IU
Weerstand
R
in Ohm
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
Ω

Slide 95 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een nachtlampje zit een weerstand. Over deze weerstand staat een spanning van 4,0 V. Door die weerstand loopt een stroom van 0,025 A.
Bereken de grootte van de weerstand.

  1. Gegeven
  2. Gevraagd
  3. Formule
  4. Berekening
  5. Antwoord 

Slide 96 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord
R=IU
U

Slide 97 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omschrijven van formule

Slide 98 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tostiapparaat heeft een weerstand van 35,5     . De spanning is 230 V. Hoe groot is stroomsterkte?

  1. Gegeven
  2. Gevraagd
  3. Formule
  4. Berekening
  5. Antwoord 
Ω

Slide 99 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
voorbeeld berekening arbeid: 
Een tosti-apparaat heeft een stroomsterkte van 6,5 A. de spanning is 230V. Bereken de weerstand van het tosti apparaat. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • I = 6,5 A          U = 230 V
  • Weerstand (R)  
  •  R = U : I 
  •  R = 230 : 6,5 = 35,5 
  •  De weerstand is 35,5 Ω

Slide 100 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 101 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips berekeningen
  • Gebruik gegeven gevraagd etc. zo vergeet je niet de berekening en eenheid. 

Weerstand: R = U : I 
spanning: U = R x I 
Stroomsterkte: I = U : R 

Slide 102 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 103 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanning
Stroomserkte
Weerstand

Slide 104 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
Wat 1: Opdrachten van het blad maken
Wat 2: Maak van 3.2 op BLZ 105 opdracht 17 t/m 19 
Hoe: Zelfstandig / samen 
Hulp: 1. Boek  2. Directe buurman of buurvrouw 3. Docent
Tijd: 20 min 
Klaar: 1. Nakijken met boekje 2. Aan mij laten zien 

timer
10:00

Slide 105 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 106 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gegeven 
Gevraagd
Formule
Berekening
Antwoord

Slide 107 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het symbool van spanning is...... en de eenheid van spanning is........ .
A
P ; W
B
U ; V
C
I ; A
D
U ; MV

Slide 108 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het symbool van stroomsterkte en welke eenheid hoort hierbij?
A
I in Volt (V)
B
U in Volt (V)
C
I in Ampère (A)
D
U in Ampère (A)

Slide 109 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De grote van de stroom, hangt af van de elektrische weerstand.
Wat is het symbool en de eenheid voor weerstand?
A
Symbool Ω eenheid R
B
Symbool R, eenheid Ω
C
Symbool Ω eenheid r
D
Symbool Ω eenheid r

Slide 110 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
  • Huiswerk: zorg dat je opdracht 17 t/m 19 af hebt van 3.2
  • Volgende les: gaan we verder met 3.3 over elektriciteit gebruiken

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 

Slide 111 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies