Landstede Groep

voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord

Voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord



1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Ik kan het voltooid deelwoord correct spellen.  
  • Ik kan het tegenwoordig deelwoord correct spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een voltooid deelwoord?

Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend →  De regen is voorbij, het is nu droog.

Slide 3 - Tekstslide

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?

  • Het heeft altijd een ander werkwoord erbij
    (hebben, zijn of worden).
  • Begint bijna altijd met ge-.

Voorbeelden:
Ik ben gebleven, ik heb gehuild, ik word gezocht

Slide 4 - Tekstslide

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Mijn moeder moest naar het ziekenhuis rijden toen mijn vader in zijn vinger had gezaagd. 

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Ik heb sperziebonen gekocht want ik wist niet zeker of je spruitjes lust. 

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Let op
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
We wilden naar het theater maar de kaartjes waren te duur dus toen hebben we maar een museum bezocht 

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen en nu moet hij verhuizen omdat hij de huur niet kan betalen.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De uitgang bepalen
- gezaagd
- bezocht
- ontvangen


Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 10 - Tekstslide

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Weet je nog?
Zwakke werkwoorden
blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.

Sterke werkwoorden 
heben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij de sterke werkwoorden.
  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden.



Slide 12 - Tekstslide

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Voorbeelden 
Sterk
lopen - liep - gelopen
slapen - sliep - geslapen

Zwak
koken - kookte - gekookt
tekenen - tekende - getekend

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak werkwoord?


Broeden
A
sterk
B
zwak

Slide 14 - Quizvraag

Verleden tijd = broedde


Het voltooid deelwoord eindigt op:


Broeden
A
-d of -t
B
- en

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak werkwoord?


Dragen
A
sterk
B
zwak

Slide 16 - Quizvraag

Verleden tijd = Droeg


Het voltooid deelwoord eindigt op:
Dragen
A
-d of -t
B
- en

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

-t of -d?

Gebruik de verlengproef:
Maakt het voltooid deelwoord langer met -e. Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.

Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Hij heeft zijn geld eerlijk ... verdient of verdiend?

Langer maken met -e: verdiende

Je hoort een -d, dus je schrijft VERDIEND

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verleng het voltooid deelwoord:


Klemmen
A
Geklemde
B
Geklemte

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang:
Klemmen

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verleng het voltooid deelwoord:


Leren
A
Geleerte
B
Geleerde

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang:
Leren

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verleng het voltooid deelwoord:


Staken
A
Gestaakte
B
Gestaakde

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang:
Staken

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verleng het voltooid deelwoord:


Strooien
A
Gestrooite
B
Gestrooide

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang:
Strooien

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


                            
Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't
ex-kofschip, schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d.
Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 28 - Tekstslide

Deze regel is bij de verleden tijd al aan bod geweest.
Nu helemaal zelf!

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik ben gister naar school ... (lopen)

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het voltooid deelwoord:
Heeft je zus haar tas al ... (pakken)?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het voltooid deelwoord:
Het vliegtuig is nog niet ... (landen)

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb het hem gisteren ... (vertellen)

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe spel je het tegenwoordig deelwoord?
A
persoonsvorm + d
B
infinitief + d
C
voltooid deelwoord + d
D
werkwoordelijk gezegde + d

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(rennen)
Hij kwam ................ de school binnen.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(smakken)
De kat at .................. het bakje voer leeg.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(bekvechten)
.................. liepen zij door de gangpaden van de Action.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(kwispelen)
Het hondje van de buren kwam .................. op me af gelopen.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stilstaan bij hoe het gaat

Slide 40 - Tekstslide

Welke vragen heb je nog? Die kun je in het volgende scherm noteren.
Welke vragen heb je nog?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies