Landstede Groep

Thema 5 Blok 1 Wonen in een stad 1920 DEEL 2

MENS EN MAATSCHAPPIJ 


THEMA 5 DE STAD
BLOK 1  DEEL 2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

MENS EN MAATSCHAPPIJ 


THEMA 5 DE STAD
BLOK 1  DEEL 2

Slide 1 - Tekstslide

Planning  
  • Herhalen vorige les
  • Vragen stellen
  • Uitleg blz 98 en 99

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen Blok 1 deel 1
Je kan:
  • drie verschillen noemen tussen een dorp en een stad.   
  • uitleggen wat dagelijkse en niet-dagelijkse voorzieningen zijn.
  • verklaren waarom in steden meer niet-dagelijkse voorzieningen voorkomen dan in een dorp. 
  • uitleggen wanneer de verschillende woonwijken in steden zijn ontstaan.   
  • de begrippen agglomeratie, nederzetting en stedelijk gebied uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat leer je deze les
  • Je kan twee kenmerken van een dorp noemen.
  • Je kan uitleggen waarom infrastructuur belangrijk is voor een dorp of stad.
  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat de begrippen reikwijdte en drempelwaarde betekenen.
  • Je kan de reikwijdte en de drempelwaarde van voorzieningen bepalen.

Slide 4 - Tekstslide

Welke kenmerken
van een dorp weet jij al?

Slide 5 - Woordweb

Kijken: Het dorp
  • Welk beroep hadden de meeste mensen die in een dorp woonden?
  • Wat is urbanisatie? 
  • Waarom wonen er tegenwoordig weer meer mensen in een dorp? 
  • Wanneer zijn de voorzieningen weer terug gekomen in de dorpen? Wat heeft dit met auto's en mobiliteit te maken? 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

De opbouw van een stad
 
  • de binnenstad: oudste deel van de stad = Oude gebouwen, smalle straten.
  • het stadscentrum: veel winkels, kantoren en restaurants.
  woonwijken, verdeeld in buurten.
  • het bedrijventerreinen: rand van de stad. Kantoren, fabrieken, winkels.

 

Slide 9 - Tekstslide

De opbouw van de stad
HET STADCENTRUM
  • winkels 
  • terrasjes
  • restaurants

Veel mensen bedoelen het stadscentrum als ze zeggen dat ze naar de stad gaan.  

Slide 10 - Tekstslide

De opbouw van de stad
 DE OUDE BINNENSTAD

  • Het historisch deel dat vroeger binnen de stadsmuren lag.
  • Oude gebouwen
  • Smalle straatjes
  • het stadscentrum ligt vaak voor een deel in de oude binnenstad

Op de foto  de 7 straatjes in de Arnhemse binnenstad. 

Slide 11 - Tekstslide

Het 
verzorgingsgebied 
is het gebied waar de mensen wonen die van een bepaalde voorziening gebruik maken.

Slide 12 - Tekstslide

De reikwijdte 
Reikwijdte is de afstand die mensen willen reizen voor een bepaalde voorziening.

Hoe exclusiever de voorziening, hoe groter de rijkweidte.
  • Mensen van over de hele wereld bezoeken bv de Keukenhof

Slide 13 - Tekstslide

De reikwijdte van een bakkerij

Slide 14 - Tekstslide

De reikwijdte van een pretpark

Slide 15 - Tekstslide

De reikwijdte van het Rijksmuseum

Slide 16 - Tekstslide

Drempelwaarde
Het minimum aantal mogelijke klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan, heet de drempelwaarde.

Een kunstgalerie heeft een lagere drempelwaarde dan een bakkerij. Waarom is dat zo? 

Slide 17 - Tekstslide

Lage drempelwaarde
Hoge drempelwaarde

Slide 18 - Tekstslide

Bedenk één voorziening met hoge drempelwaarde.

Slide 19 - Open vraag

Op weg in de stad
Rond de steden zijn veel mensen onderweg > vervoer = verplaatsen van mensen en goederen 

Openbaar vervoer = bus, tram, trein etc

Verkeer = alle verplaatsing van vervoersmiddelen

Slide 20 - Tekstslide

Wat is mobiliteit?
De mogelijkheden die iemand heeft om zich te verplaatsen. De mobiliteit in Nederland is hoog

Slide 21 - Tekstslide

Infrastructuur
  •  Alle wegen, bruggen, kanalen etc. waar verkeer van mensen, goederen en informatie langs plaatsvindt bij elkaar, heten infrastructuur
  • De bereikbaarheid is het gemak waarmee mensen, goederen en informatie naar een bepaalde plaats kunnen komen.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Aan de slag!
Blok 1 Wonen in een stad
Lezen: blz. 98-99 in je tekstboek/ schrijf lastige woorden op en zoek deze op.  
Maken: opdr. 12, 14, 16, 18, 19, 21, 22, 23 en 26.
Havo/Vwo: 15, 23
Leren: Leerdoelen en begrippen Blok 1.

Jullie maken een digitale toets in LessonUp en leveren deze in via LessonUp.

Oefenen: Quizlet, met LessonUp en Mundo Online oefentoets 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link