Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
SPQR les 24
Les 24 - Triclinium
1 / 40
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
40 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Les 24 - Triclinium
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Even oefenen!
Slide 15 - Tekstslide
Het meisje, dat op straat loopt, heeft een rood jurkje aan.
A
nominativus
B
genitivus
C
accusativus
D
dativus
Slide 16 - Quizvraag
De vrouw, van wie ik dit cadeau heb gekregen, heet Simone.
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
ablativus
Slide 17 - Quizvraag
De woorden, waardoor ik erg boos werd, werden door de leraar uitgesproken.
A
nominativus
B
accusativus
C
dativus
D
ablativus
Slide 18 - Quizvraag
Het verhaal, dat ik zojuist heb verteld, vond iedereen mooi.
A
nominativus
B
accusativus
C
genitivus
D
dativus
Slide 19 - Quizvraag
De meneer, met wie ik praat, heeft een grote neus.
A
accusativus
B
genitivus
C
ablativus
D
dativus
Slide 20 - Quizvraag
Het boek, dat ons inspireert, is geschreven door Plato.
A
nominativus
B
accusativus
C
genitivus
D
ablativus
Slide 21 - Quizvraag
Het betrekkelijk voornaamwoord komt in .... overeen met het antecedent.
A
naamval, getal en geslacht
B
naamval en geslacht
C
getal en geslacht
D
getal en naamval
Slide 22 - Quizvraag
welke naamval is
qui (2x)
A
nom. mv. vr.
B
nom. mv. m.
C
nom. ev. m.
D
abl. ev. m.
Slide 23 - Quizvraag
quibus is
(meerdere antwoorden goed)
A
acc.ev.m.
B
dat.mv. vr
C
abl.mv. m.
D
abl.mv.vr
Slide 24 - Quizvraag
Genitivus mv van qui is
A
quos
B
quorum
C
quarum
D
quis
Slide 25 - Quizvraag
de vorm cuius is in alle geslachten gelijk
A
ja
B
nee
Slide 26 - Quizvraag
Dea, quam amamus, pulchra est.
Wat is het antecedent?
Slide 27 - Woordweb
VERTAAL: Dea, quam amamus, pulchra est.
Slide 28 - Woordweb
Servi irati, quos timemus, magni sunt.
Wat is het antecedent?
Slide 29 - Woordweb
VERTAAL: Servi irati, quos timemus, magni sunt.
Slide 30 - Woordweb
Urbem, quae aedificata est, Romam vocamus.
A
De stad, waarin gebouwd is, noemen wij Rome.
B
De gebouwde stad noemen wij Rome.
C
De stad, die gebouwd is, noemen wij Rome.
D
Welke stad die gebouwd is noemen wij Rome?
Slide 31 - Quizvraag
Urbs, cui muros Romulus aedificabat, erat Rome.
A
De stad, voor welke Romulus muren bouwde, was Rome.
B
De stad, van wie Romulus de muren bouwde, was Rome.
C
Romulus bouwde muren voor de stad, die Rome was.
D
De stad, die met muren door Romulus was gebouwd, was Rome.
Slide 32 - Quizvraag
Cui urbi muros Romulus aedificabat?
A
De stad voor welke Romulus muren bouwde.
B
Voor welke stad bouwde Romulus muren?
Slide 33 - Quizvraag
Populus, cuius rex erat Romulus, Romae vivebat.
A
Romulus was koning van het volk dat in Rome leefde.
B
Het volk dat Romulus als koning had, leefde in Rome.
C
Het volk, van welke Romulus koning was, leefde in Rome.
D
Welk volk had Romulus als koning en leefde in Rome?
Slide 34 - Quizvraag
Bijv. vr. vnw.
Betrek. vnw.
Zelfst. vr. vnw
Puer, cuius ... , fecit
Qui puer .... fecit?
Pikachus, qui .... , lacrimat
In qua lagoena ketchupus est?
Quid fit?
Slide 35 - Sleepvraag
Aan de slag!
Maak M. 14-16 (HB blz. 115)
Lees TB blz. 92
Maak opdr. 23-25 (HB blz. 38)
Priegel en vertaal T24:
Zet [ ] om bijzinnen
Zet een rondje om een
nevenschikkend voegwoord
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak M. 16 (HB blz. 115)
Lees TB blz. 92
Maak opdr. 23-25 (HB blz. 38)
Priegel en vertaal T24:
Zet [ ] om bijzinnen
Zet een rondje om een
nevenschikkend voegwoord
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide