Landstede Groep

T4B - KWW, ZWW en HWW

Nederlands - T4B
Graag inloggen!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - T4B
Graag inloggen!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning van vandaag
- Uitleg KWW, ZWW en HWW
- Hoofdzin/bijzin - herhaling
- Aan de slag!
- Afsluiting - Blooket Spelling

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoorden
Een naamwoordelijk deel is altijd gekoppeld aan het OW door een koppelwerkwoord.

ZW
ABBELS + HDV

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werkwoord (ZWW)

  • Geeft een actie aan.
  • Er staat maar één zww in de zin!

Mijn vader heeft het hek geschilderd. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord (HWW)
Mijn vader heeft het hek geschilderd.

Geschilderd is de actie, heeft 'helpt' de actie.

Meer werkwoorden in de zin? Dan is één werkwoord het ZWW en de rest HWW!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord
Wanneer een werkwoord geen handeling aangeeft, spreek je van een hulpwerkwoord (hww).

Je past de verdwijnproef toe en het werkwoord dat overblijft, is het zelfstandig werkwoord. De verdwenen werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
Meer werkwoorden in de zin? Dan is de PV nooit ZWW!

Verdwijnproef:
Mijn vader zou het hek hebben geschilderd.
Mijn vader heeft het hek geschilderd.
Mijn vader schildert het hek.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mama lief
Oma's breien
Auto's rood
Papa slapen

Kleuters stout

Treintjes tsjoektsjoek
zijn
is
doen
doet

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iets doen vs. iets zijn
Auto's zijn rood, kleuters zijn stout, mama is lief 
--> De onderwerpen zijn iets.  (=)

 Treintjes doen tjoektsjoek, oma's doen breien, papa doet slapen --> De onderwerpen doen iets.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je kunnen?
Benoem het KWW en/of ZWW in de volgende zinnen:

1. Bent u benieuwd wat er morgen op uw pad komt?
2. De patiënt werd vanzelf beter, maar de arts was verbaasd. 

Stap 1: check de KWW (zijn, worden, blijven, blijken etc.)
Staat er geen KWW in? Dan is het een ZWW.

Slide 9 - Tekstslide

bent = kww, komt = zww

werd = kww, was = kww
Weet je het nog?
Samengestelde zin = een zin met twee of meer persoonsvormen:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.
* Toen ik gisteren niet naar het dorp ging, kocht niet ik daar een ijsje.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
    Hoofdzin                         + Hoofdzin
2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.
     Bijzin                                                             + Hoofdzin


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je het nog: Ja?
Als je het weer helemaal weet en snapt, laat je dat even zien in de volgende oefening:

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Karel roept naar zijn klasgenoten, maar zij horen hem niet.
A
Karel roept naar zijn klasgenoten
B
maar zij horen hem niet
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Omdat het eindelijk droog is, kan ik naar de supermarkt
A
Omdat het eindelijk droog is
B
kan ik naar de supermarkt
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke onderdelen?
Jan heeft goed geleerd, waardoor hij een goed cijfer zal behalen.
A
Hoofdzin + Hoofdzin
B
Bijzin + Hoofdzin
C
Hoofdzin + Bijzin
D
Bijzin + Bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke onderdelen?
Toen ik naar huis ging, regende het ontzettend hard, waardoor ik nat werd.
A
Hoofdzin + hoofdzin + Hoofdzin
B
Hoofdzin + Hoofdzin + Bijzin
C
Bijzin + Hoofdzin + Bijzin
D
Bijzin + Bijzin + Hoofdzin

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2 HZ's of HZ & BZ?
Als je zoveel taart blijft eten, word je vanzelf wel misselijk.
A
2 HZ's
B
HZ & BZ

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak paragraaf 6.2 en 7.2 verder af. 

Alles af? Maak test jezelf.

Wil je nog wat vragen/extra uitleg?

Eind van de les: Blooket - spelling

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies