Landstede Groep

Gebiedende wijs + kloktijden + werden Kap 4

Kapitel 4: Party!
Heute:
1) herhaling kloktijden
2) gebiedende wijs
3) werkwoord 'werden'

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 4: Party!
Heute:
1) herhaling kloktijden
2) gebiedende wijs
3) werkwoord 'werden'

Slide 1 - Tekstslide

Wie beschreibt man die Uhrzeit in Deutsch?




nach = over
vor = voor
halb = half
viertel = kwart

Slide 2 - Tekstslide

Wie beschreibt man die Uhrzeit in Deutsch?




Twee manieren om de tijd te zeggen:  bv. 16.15 uur

1) zoals in het Nederlands:
 Het is kwart over vier    =    Es ist viertel nach vier.                 

2) door de uren en minuten te zeggen:
                                     16:15                          
                     uur-getal + Uhr + minuten-getal                                
                       sechzehn Uhr fünfzehn.





Slide 3 - Tekstslide

Grammatik B: gebiedende wijs (blz. 77)

Slide 4 - Tekstslide

Grammatik B: gebiedende wijs

Slide 5 - Tekstslide

Het werkwoord 'werden'

- Kommt nicht zu spät!  
- Nein, das werden wir nicht! Betekent: ........................

maar: Ich werde Bäcker. Betekent: ...............................

dus ...............

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

werden
ich werde
du wirst
er / sie / es wird
wir werden 
ihr werdet
sie/Sie werden 

Slide 8 - Tekstslide

Werden betekent
A
worden
B
waarden
C
zullen
D
weten

Slide 9 - Quizvraag

werden
Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
werden
D
werde

Slide 10 - Quizvraag

Wir ___ hier abgeholt.
A
werden
B
werdet
C
werde

Slide 11 - Quizvraag

Juiste vervoeging van het werkwoord werden tegenwoordige tijd
timer
1:00000
A
ich werde du wirst er/sie/es wird wir werden ihr werdet sie werden
B
ich werde du werst er/sie/es wird wir werden ihr werdet sie werden
C
ich werde du wirst er/sie/es wirt wir werden ihr werdet
D
ich werde du wirst er/sie/es wird wir werden ihr wirdet sie werden

Slide 12 - Quizvraag

Herr Schultz, wie alt.......Sie morgen?
A
wird
B
werden

Slide 13 - Quizvraag

Morgen …………..wir nach Deutschland fahren.
A
wirst
B
werde
C
werden
D
wird

Slide 14 - Quizvraag

Ik ken de vormen van "werden"
A
ja
B
nein

Slide 15 - Quizvraag