Landstede Groep

T2 Transport

T2 Transport
§2.1 Transportsystemen
1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

T2 Transport
§2.1 Transportsystemen

Slide 1 - Tekstslide

Transport

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
Je kan verschillende circulatiesystemen herkennen en de functies van een bloedsomloop benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Transport
Werkt verschillend bij organismen

Eencelligen --> transport over celmembraan
Meercelligen --> gebruik van vatenstelsels

2 vatenstelsels:
planten + dieren

Slide 4 - Tekstslide

Soorten bloedsomloop
Open bloedsomloop bij geleedpotigen (meerdere harten)

Gesloten bloedsomloop bij wormen (meerdere harten)

Bij gewervelden ook, maar in verschillende vormen

Slide 5 - Tekstslide

Enkelvoudige bloedsomloop

Per omloop stroomt het bloed 1 keer door het hart

Hart bestaat uit 1 boezem en 1 kamer

Slide 6 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
Per omloop stroomt het bloed 2 keer door het hart

Onderverdeeld in 2 omlopen (let op de kleuren!):
Kleine bloedsomloop --> door de longen
Afgifte CO2 en opname O2

Grote bloedsomloop --> door de 'rest van het lichaam'
Afgifte O2 en opname CO2
Binas 84A

Slide 7 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
Bij embryo's is de bloedsomloop nog 
niet volgroeid

Ovale venster (foramen ovale)
Ductus arteriosis (Ductus Botalli)

Groeit na de geboorte dicht
Binas 84B

Slide 8 - Tekstslide

Maak §2.1
1 tm 8

Slide 9 - Tekstslide

§2 Het hart

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de werking en de functies van het hart beschrijven

  • Je kunt de onderdelen van het hart noemen
  • Je kunt de functies van de onderdelen beschrijven
  • Je kunt de hartcyclus beschrijven

Slide 11 - Tekstslide

Het hart
De 'pomp' van het bloed

Gevoed door kransslagaders, afvoer via kransaders

Bestaat uit een linker en een rechter helft

Grote aders:
Longader en onderste/bovenste holle ader

Grote slagaders:
Longslagader en aorta




Binas 84C

Slide 12 - Tekstslide

Bloedstroming
Rechts en links is omgedraaid

Bloed stroomt binnen via boezems

Rechter kamer --> kleine bloedsomloop

Linker kamer --> grote bloedsomloop

Slide 13 - Tekstslide

De pomp werking van het hart
Hartkleppen en halvemaanvormige kleppen zorgen ervoor dat bloed maar in 1 richting kan stromen

Slide 14 - Tekstslide

De pomp werking van het hart
Hartkleppen en halvemaanvormige kleppen zorgen ervoor dat bloed maar in 1 richting kan stromen

Slide 15 - Tekstslide

Hartcyclus
Spieren in boezemwand en kamerwand trekken afwisselend samen

Is te meten in een elektrocardiogram (ecg)
Binas 84D1

Slide 16 - Tekstslide

Impulsgeleiding
Elektrische signalen worden door het hart gestuurd om de wanden te laten samentrekken

Signaal begint in de sinusknoop, dan de AV-knoop

Via Bundel van His naar kamerwanden voor systole

Hartslagfrequentie = aantal slagen per minuut (bpm)
Binas 84D2
Binas 84D3

Slide 17 - Tekstslide

Wigger's diagram

Slide 18 - Tekstslide

Maak 12 tm 22

Slide 19 - Tekstslide

§3 Het bloedvatenstelsel

Slide 20 - Tekstslide

Zet de teksten onder de bijbehorende afbeelding.
Hartpauze - hart vult zich met bloed
Boezems trekken samen 
Hartpauze - hart vult zich nog meer met bloed
Kamers trekken samen 
Bloed stroomt in slagaders

Slide 21 - Sleepvraag

Leerdoelen
Je kunt de functies en kenmerken van slagaders, aders en haarvaten omschrijven

Je kunt de delen van het bloedvatenstelsel noemen en daarin zuurstofgehalte, glucosegehalte en stroomrichting van het bloed aangeven

Je kunt het verloop van de bloeddruk in de bloedvaten beschrijven

Slide 22 - Tekstslide

Bloedvaten
Bloedvaten zijn de wegen van het bloed

3 typen:
- Slagaders
- Aders
- Haarvaten

Slide 23 - Tekstslide

Typen bloedvaten
Bloedvaten in een hand

Slide 24 - Tekstslide

Bloedsomloop
Een groot netwerk van aders en slagaders

Slagaders gaan vanaf het hart naar weefsel
Aders gaan vanaf weefsel naar het hart
(uitzondering: poortader)
Haarvaten zijn zeer dunne bloedvaten 
in weefsel

Let op de kleur!
Binas 84A

Slide 25 - Tekstslide

Slagaders
Hart --> weefsel

Vertakken in arteriolen

Dikke spierlaag

Hoge bloeddruk

Dieper gelegen in lichaam
Binas 84C2

Slide 26 - Tekstslide

Haarvaten
Hele dunne bloedvaten
(±1 cellaag dik)

Hoeveelheid bloed wordt geregeld door kringspiertjes

Makkelijk stoffen uitwisselen

Witte bloedcellen kunnen makkelijk weefsels infiltreren
Binas 84C2

Slide 27 - Tekstslide

Aders
Weefsel --> hart

Venulen komen uit in grotere aders

Dunne spierlaag, kleppen

Lage bloeddruk

Dichtbij oppervlak
Binas 84C2

Slide 28 - Tekstslide

Kleppen
Beïnvloeding stroomsnelheid

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de functies en kenmerken van slagaders, aders en haarvaten omschrijven

Je kunt de delen van het bloedvatenstelsel noemen en daarin zuurstofgehalte, glucosegehalte en stroomrichting van het bloed aangeven

Je kunt het verloop van de bloeddruk in de bloedvaten beschrijven

Slide 30 - Tekstslide

Bloedsomloop
Een groot netwerk van aders en slagaders

Slagaders gaan vanaf het hart naar weefsel
Aders gaan vanaf weefsel naar het hart
(uitzondering: poortader)
Haarvaten zijn zeer dunne bloedvaten 
in weefsel

Let op de kleur!
Binas 84A

Slide 31 - Tekstslide

Bloeddruk
Komt tot stand door samentrekken van de hartkamers

2 soorten bloeddruk: bovendruk en onderdruk

Bovendruk: maximale druk tijdens het samentrekken van de kamers
Onderdruk: minimale druk tijdens de hartpauze

Normale bloeddruk: 120/80 mm Hg

Slide 32 - Tekstslide

Welke factoren beïnvloeden bloeddruk?

Slide 33 - Woordweb

Bloeddruk meten

Slide 34 - Tekstslide

Bloeddruk variatie
Binas 84E

Slide 35 - Tekstslide

Maak §2.3
Opdracht 26 tm 35, 37 tm 40

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Turritopsis dohrnii

Slide 38 - Tekstslide

Transdifferentiatie

Slide 39 - Tekstslide

§4          Het bloed

Slide 40 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de bestanddelen van bloed benoemen met hun kenmerken en functies

Je kunt het proces van bloedstolling beschrijven en verklaren

Slide 41 - Tekstslide

Bloed
55% bloedplasma
Voornamelijk water met eiwitten en opgeloste stoffen

Water
Goed oplosmiddel voor gassen/polaire stoffen

Eiwitten
Transport apolaire stoffen, regeling osmotische waarde, afweer, regeling bloeddruk

Opgeloste stoffen
Zouten/polaire stoffen, regeling osmotische waarde (0,9% NaCl) en pH (±7,4)


Binas 84H

Slide 42 - Tekstslide

Bloed (2)
45% bloedcellen
Rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes

Bloedcellen worden aangemaakt in het rode beenmerg
Binas 84I

Slide 43 - Tekstslide

Rode bloedcellen
Geen celkern

Transport O2/CO2 dmv hemoglobine (bevat ijzer)

Hormoon EPO stimuleert aanmaak van rode bloedcellen
Binas 67H+I

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Witte bloedcellen
Geen vaste vorm, kunnen infiltreren in weefsels

Soldaten van het lichaam --> opruimen van pathogenen

Meer in Thema 4
Binas 84L

Slide 46 - Tekstslide

Bloedplaatjes
Stukjes van uiteengevallen cel (megakaryocyt)

Verantwoordelijk voor stolling dmv eiwit fibrinogeen en stollingsfactoren
Binas 84O

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Maak §2.4
Opdracht 44 tm 52

Slide 49 - Tekstslide

§5 Weefselvloeistof en lymfe

Slide 50 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe opnoemen

  • Wat is weefselvloeistof?
  • Wat is lymfe?
  • Wat doet het?

Slide 51 - Tekstslide

Bloeddruk variatie
Binas 84E

Slide 52 - Tekstslide

Weefselvloeistof
'Een deel van het bloedplasma dat buiten het bloedvat wordt geperst'
Hoe gebeurt dit?

Cellen nemen hieruit stoffen op en staan 
stoffen af via diffusie en actief transport
Hoe kan weefselvloeistof ook terug stromen 
in haarvaten?

Niet alle weefselvloeistof stroomt terug naar de haarvaten...

Slide 53 - Tekstslide

Colloïd-osmotische druk

Slide 54 - Tekstslide

Lymfestelsel
Deel van weefselvloeistof stroomt het lymfestelsel in

Lymfe 
Afgevoerde weefselvloeistoffen met vooral
afvalstoffen
Ook witte bloedcellen!

Lymfeknopen
Verzamelpunten met witte bloedcellen
Binas 84N

Slide 55 - Tekstslide

Verzamelpunten
Alle lymfe stroomt naar rechterlymfestam en borstbuis...

... en komt uiteindelijk terecht in de linker- of rechter
ondersleutelbeenader 
(sluit aan op bovenste holle ader)

Wat gebeurt er daarna met lymfe?

Slide 56 - Tekstslide

Maak §2.5
56 tm 59

Slide 57 - Tekstslide