Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
Past simple vs. present perfect
Welcome G2a
1 / 59
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
In deze les zitten
59 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welcome G2a
Slide 1 - Tekstslide
Today's lesson
Homework check
Grammar: present perfect vs. past simple
Practice: present perfect vs. past simple
Irregular verbs bingo
Practice: pitfalls
Homework
Slide 2 - Tekstslide
Present perfect vs. past simple
Slide 3 - Tekstslide
Past simple
Slide 4 - Tekstslide
Past simple
Geeft aan dat iets in het in het verleden is gebeurt.
Je weet wanneer het was en het is helemaal voorbij.
Er staat dus een duidelijke tijdsaanduiding in de zin:
yesterday, the other day, just now, the day before yesterday, last year/month/week
Slide 5 - Tekstslide
past simple:
ezelsbruggetje
Waldy
W
hen,
A
go,
L
ast ... ,
D
ays/
D
ates,
Y
esterday/
Y
ear
Slide 6 - Tekstslide
Past simple - vorm
Regelmatige werkwoorden:
ww +
ed
Onregelmatige werkwoorden:
het tweede woord
uit de rijtjes
To do -
did
- done
to fly -
flew
- flown
to fight -
fought
- fought
play - play
ed
enjoy - enjoy
ed
try - tri
ed
Slide 7 - Tekstslide
Past simple - questions/negations
Questions
Did + entire verb:
Did you walk to school yesterday?
Negations
Didn't + entire verb:
You didn't walk to school yesterday.
Slide 8 - Tekstslide
Present perfect
Slide 9 - Tekstslide
Present perfect
Geen duidelijke tijdsindicatie
We gebruiken de present perfect als we iets recents (in het verleden) hebben gedaan dat effect heeft op het heden
Gevormd:
has or have + voltooid deelwoord
Slide 10 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord
Regelmatige werkwoorden:
ww +
ed
Onregelmatige werkwoorden:
het derde woord
uit de rijtjes
(
past participle
)
To do - did -
done
to fly - flew -
flown
to fight - fought -
fought
play - play
ed
enjoy - enjoy
ed
try - tri
ed
Slide 11 - Tekstslide
Present Perfect:
signaalwoorden
FYNE JAS
F
or,
Y
et,
N
ever
,
E
ver
J
ust,
A
lready,
S
ince,
S
o,
S
till
How long, Recently, Lately
Slide 12 - Tekstslide
Signaalwoorden Present Perfect
Fijne Jas
(afkoring signaalwoorden)
F
or,
Y
et,
N
ever,
E
ver,
J
ust,
A
lways/
A
lready,
S
ince
+
How long
Recently
Lately
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Past simple vs present perfect
Slide 15 - Tekstslide
VS.
Slide 16 - Tekstslide
Past Simple vs Present Perfect
Slide 17 - Tekstslide
Past Simple vs Present Perfect
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Practice: present perfect vs. past simple
Slide 20 - Tekstslide
Bij welke tijd hoort dit signaalwoord:
in 2008
A
past simple
B
present perfect
Slide 21 - Quizvraag
Bij welke tijd hoort dit signaalwoord:
yet
A
past simple
B
present perfect
Slide 22 - Quizvraag
Bij welke tijd hoort dit signaalwoord:
since (2008)
A
past simple
B
present perfect
Slide 23 - Quizvraag
Bij welke tijd hoort dit signaalwoord:
already
A
past simple
B
present perfect
Slide 24 - Quizvraag
Bij welke tijd hoort dit signaalwoord:
yesterday
A
past simple
B
present perfect
Slide 25 - Quizvraag
Bij welke tijd hoort dit signaalwoord:
four days ago
A
past simple
B
present perfect
Slide 26 - Quizvraag
Bij welke tijd hoort dit signaalwoord:
when
A
past simple
B
present perfect
Slide 27 - Quizvraag
It _____________ raining for a while, but now it’s raining again. (stop)
A
stopped
B
has stopped
C
have stopped
D
stopt
Slide 28 - Quizvraag
The police ___________ three people, but later they let them go. (arrest)
A
have arrested
B
arrested
C
has arrested
Slide 29 - Quizvraag
Look! There’s an ambulance over there. There _______ an accident. (be)
A
was
B
have been
C
were
D
has been
Slide 30 - Quizvraag
I don’t know Carol’s husband. I ________ (never/ meet ) him.
A
have never met
B
never meet
C
never met
D
has never met
Slide 31 - Quizvraag
Yesterday my mother ________ a new car. (buy)
A
buyed
B
bought
C
has buyed
D
has bought
Slide 32 - Quizvraag
My grandparents ________ in Germany since 2004. (live)
A
lived
B
liveed
C
has lived
D
have lived
Slide 33 - Quizvraag
I _______ your phone already. (find)
A
finded
B
found
C
have found
D
has finded
Slide 34 - Quizvraag
I bought a new pair of jeans when I ______ in the city centre. (to be)
A
was
B
were
C
have been
D
has been
Slide 35 - Quizvraag
A: And how long _______ (you /live) in Chicago? B: Two years.
A
did you live
B
did you lived
C
have you lived
D
has you lived
Slide 36 - Quizvraag
I _____ that movie last year. (see)
Slide 37 - Open vraag
She _____ the drums for 5 years. (play)
Slide 38 - Open vraag
In May she _______ me to go to the cinema with her. (ask)
Slide 39 - Open vraag
School __________ yet. (not - start)
Slide 40 - Open vraag
The internet ______ in 1980. (not exist)
Slide 41 - Open vraag
Mary ______ Jason since last week.
(not / see)
Slide 42 - Open vraag
David ___ (send) me an email five minutes ago.
Slide 43 - Open vraag
I'm sorry, but I ____ (forget) my homework.
Slide 44 - Open vraag
They ____ (paint) the door. It is still wet.
Slide 45 - Open vraag
She ___ (see) that film three times already.
Slide 46 - Open vraag
Translate. Use past simpl or present perfect.
Ik heb hem gisteren niet gezien.
Slide 47 - Open vraag
Translate. Use past simple or present perfect.
Ik woon hier al 5 jaar.
Slide 48 - Open vraag
Slide 49 - Tekstslide
Kahoot!
Slide 50 - Tekstslide
Slide 51 - Tekstslide
Slide 52 - Tekstslide
Slide 53 - Tekstslide
Slide 54 - Tekstslide
Slide 55 - Tekstslide
Slide 56 - Tekstslide
Slide 57 - Tekstslide
Slide 58 - Tekstslide
Slide 59 - Tekstslide