Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
Klas 1 Na Klar Quiz over stof Kapitel 1
Quiz Klasse 1
Na Klar Kapitel 1
1 / 22
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
In deze les zitten
22 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Quiz Klasse 1
Na Klar Kapitel 1
Slide 1 - Tekstslide
Was findet .... (hij) wichtig?
A
du
B
er
C
sie
D
es
Slide 2 - Quizvraag
Das sind Jasmine und Sara. .... (zij mv) leben in Holland.
A
wir
B
Sie
C
sie
D
ihr
Slide 3 - Quizvraag
Spielt ..... (jullie) gerne Fußball?
A
wir
B
sie
C
Sie
D
ihr
Slide 4 - Quizvraag
dreizehn
achtzehn
neun
fünf
sechzehn
zwanzig
13
18
9
20
16
5
Slide 5 - Sleepvraag
Was ...... (machen) er da?
A
mache
B
macht
C
machst
D
machen
Slide 6 - Quizvraag
Wir ..... (suchen) ein neues Haus.
A
suche
B
sucht
C
suchst
D
suchen
Slide 7 - Quizvraag
Mein Vater ....... (putzen) die Küche.
A
putze
B
putzen
C
putst
D
putzt
Slide 8 - Quizvraag
Ich ...... (tanzen) gern mit dir.
A
tanze
B
tanzse
C
tanzst
D
tanzt
Slide 9 - Quizvraag
....... (wohnen) ihr in Arnheim?
A
wohne
B
wohnt
C
wonst
D
wohnen
Slide 10 - Quizvraag
Das ist meine Schwester. Sie ...... (heißen) Iris.
A
heiße
B
heißt
C
heißst
D
heißen
Slide 11 - Quizvraag
eine
die
eine
der
das
(een) Oma
(de) broer
(het) huis
(de) ouders (mv)
(een) kat
Slide 12 - Sleepvraag
...... (de) Schwester meiner Mutter heißt Noor.
A
der
B
die
C
das
Slide 13 - Quizvraag
Matteo ist ...... (een) Einzelkind (o).
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine
Slide 14 - Quizvraag
...... (de) Großvater von Max ist sehr alt.
A
der
B
die
C
das
Slide 15 - Quizvraag
In Österreich gibt es ...... (geen) Insel (mv).
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine
Slide 16 - Quizvraag
wo
wie
was
woher
wann
waar
waar vandaan
wanneer
hoe
wat
Slide 17 - Sleepvraag
...... (wie) ist das Mädchen?
A
wie
B
was
C
wer
D
wo
Slide 18 - Quizvraag
...... (hoe) heißt deine Katze?
A
wer
B
wie
C
was
D
wann
Slide 19 - Quizvraag
Welke woorden moeten met hoofdletter ?
in der stadt hamburg fließt einen fluß.
A
In, Stadt, Hamburg, Fluß
B
In, Hamburg, Fluß
C
In, Stadt, Hamburg
D
In, Stadt, Hamburg, Einen
Slide 20 - Quizvraag
Welke woorden moeten met hoofdletter?
das computerspiel kostet achtzehn euro.
A
Das, Achtzehn, Euro
B
Das, Computerspiel, Achtzehn
C
Computerspiel, kostet, Euro
D
Das, Computerspiel, Euro
Slide 21 - Quizvraag
Beantwoord voor jezelf de volgende vragen:
Wat ken je nu?
Wat ken je nog niet?
Ga aan de slag met wat je nog niet kent!
Slide 22 - Tekstslide