Landstede Groep

Bijvoeglijk nw + bijzond. gevallen

Doelen
Ik kan het bijvoeglijk naamwoord herkennen.

Ik kan de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord toepassen.

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransEnseignement Secondaire

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Doelen
Ik kan het bijvoeglijk naamwoord herkennen.

Ik kan de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord toepassen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het bijv. nw in het Nederlands?
Bijvoegelijk naamwoord

Slide 2 - Woordweb

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over personen of dingen, dus over een zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Regelmatige vormen bijv. nw

Slide 4 - Tekstslide

Regelmatige bijvoeglijk naamwoord
 
Vrouwlijke vorm: bijvoeglijk nw veranderen als je ze gebruikt om mensen of dingen te beschrijven 
Exemple:
       mon frère est petit 
       ma soeur est petite  
       Thierry est grand
       Tiara est grande
Als een mannelijk bijvoeglijk naamwoord al op een –e beëindigt, komt geen extra e.  

Exemple: c’est un train rouge
c’est une voiture rouge  
c’est un exercice difficile          c’est une fille difficile  

Pas op! Bij de meervoud krijgen ze een –s ( vorige les )  
Ex. : trois grands garçons.

Slide 5 - Tekstslide

De VORM van het bijv. naamwoord
Let op!
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e?
Dan krijg je geen extra e bij vrouwelijke woorden.

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s?
Dan krijg je geen extra s in het meervoud.

Slide 6 - Tekstslide

De VORM van het bijv. naamwoord

Slide 7 - Tekstslide

De VORM van het bijv. naamwoord
Van de volgende bijvoeglijke naamwoorden is de vrouwelijke vorm helemaal onregelmatig...



Uit je hoofd leren dus...

Slide 8 - Tekstslide

De VORM van het bijv. naamwoord

Slide 9 - Tekstslide

De VORM van het bijv. naamwoord

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de plek van het bijv. nw?

Slide 11 - Woordweb

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord er meestal achter.

Maar:
Rangtelwoorden staan vóór het zelfstandig naamwoord.
Ook de volgende bijvoeglijke naamwoorden staan altijd vóór het zelfstandig naamwoord.

Slide 12 - Tekstslide

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord die er vóór komen. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord meestal?
A
achter het zelfstandig naamwoord
B
voor het zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Waar moet je op letten bij het bijvoegelijk naamwoord in het Frans?
A
plek
B
vorm
C
huh?
D
plek en vorm

Slide 16 - Quizvraag

Zet het bijv. nw op de jusite plek :
Mon frère a les .....cheveux.... [blonds]
A
voor
B
achter

Slide 17 - Quizvraag

In welke zin staat een bijvoeglijk naamwoord?
A
Je suis une fille hollandaise.
B
Ma mère adore les fleurs.
C
Demain, nous allons faire du shopping.
D
J'ai oublié mes livres.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het bijv. nw. in:
Mes voisins ont un grand jardin.
A
mes
B
voisins
C
un
D
grand

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
Je regarde une série formidable.
A
regarde
B
une
C
série
D
formidable

Slide 20 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
J'ai les cheveux ....... .
A
griss
B
grise
C
gris
D
grises

Slide 21 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Ma copine a les yeux....... .
A
vert
B
verte
C
verts
D
bleus

Slide 22 - Quizvraag

Welke zin is juist?
(Kijk naar het onderwerp + bijv nw)
A
ils sont belle
B
ils sont beaux
C
ils sont belles
D
ils sont beau

Slide 23 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Marc a deux ........ soeurs.
A
petite
B
petit
C
petites
D
petits

Slide 24 - Quizvraag

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Ma mère n'est pas ......... .
A
vieille
B
vieux
C
vieilles

Slide 25 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
J'aime les voitures ....... .
A
rouges
B
bleu
C
sportifs
D
vieille

Slide 26 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Marc a une ....... voiture
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles

Slide 27 - Quizvraag

Gebruik het juiste bijv. nw. :
Cédric a acheté des .......... horloges (v).
A
nouvelles
B
nouveau
C
nouveaux
D
nouvelle

Slide 28 - Quizvraag

Maak een goed bijvoeglijk naamwoord
Les messieurs sont ....... .
A
vieux
B
vieuxs
C
vieilles
D
vieille

Slide 29 - Quizvraag

Vul de juiste vormen van het bijv naamwoord in.
"Mon père a une ….. voiture …."
A
beau / italien
B
belle / italien
C
belle / italienne
D
beau / italienne

Slide 30 - Quizvraag

Kies het juiste bijv. nw:
Les acteurs sont...... (français)
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises

Slide 31 - Quizvraag

Kies het juiste bijv. nw:
Madame Legrand est......... (petit)
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 32 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Mes parents sont ........
A
italien
B
italienne
C
italiens
D
italiennes

Slide 33 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het bijv. nw:
Mes chaussures ne sont pas
aussi .......... (wit) qu'avant.
A
blanc
B
blancs
C
blanche
D
blanches

Slide 34 - Quizvraag

Welke van de rijtjes bevat slechts
vrouwelijke bijv. nw?

A
belle, bonne, grose, jeune, dangereuxe
B
bel, vieil, nouvel, grosse, dangereuse
C
vieille, jeune, vaste, grosse, chère,
D
Al het bovenstaande

Slide 35 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Marc a deux ....... soeurs.
A
petite
B
petit
C
petites
D
petits

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Elles sont très ....... .
A
beaux
B
beau
C
belle
D
belles

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

La ........ maison ........
A
vieille maison
B
vieux maison
C
maison vieille
D
maison vieilles

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Nous achetons des ........ stylos (m) .........
A
nouvelle stylos
B
nouveaux stylos
C
stylos nouveaux
D
stylos nouvelles

Slide 39 - Quizvraag

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Il a les ........ cheveux (m) ........
A
cheveux noir
B
cheveux noirs
C
noirs cheveux
D
noires cheveux

Slide 40 - Quizvraag

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

C'est une ........ chose ........
A
bonne chose
B
bon chose
C
bonnes chose
D
chose bonne

Slide 41 - Quizvraag

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Ce sont des ....... filles (v) .......
A
grandes filles
B
filles grandes
C
grands filles
D
grande filles

Slide 42 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte une robe bleue.
B
Elle porte une robe bleus.
C
Elle porte une robe bleu.
D
Elle porte une robe bleues.

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte un jean noire.
B
Elle porte un jean noir.
C
Elle porte un jean noirs.
D
Elle porte un jean noires.

Slide 44 - Quizvraag

Wat is niet de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord vrouwelijk?
A
Je suis une grande fan.
B
j' ai passé une bonne soirée.
C
c' est une petite chambre.
D
c'est ma meilleur amie.

Slide 45 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte une bleue robe.
B
Elle porte une robe bleus.
C
Elle porte une robe bleues.
D
Elle porte une robe bleue.

Slide 46 - Quizvraag

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte des chaussures verts.
B
Elle porte des chaussures vert.
C
Elle porte des chaussures verte.
D
Elle porte des chaussures vertes.

Slide 47 - Quizvraag

Zet het bijv. nwd. in de juiste vorm en op de juiste plek:


C'est une (mooi/wit) _____________ maison ________________
A
beau maison blanc
B
belle maison blanche
C
belle maison blancs
D
blanche maison belle

Slide 48 - Quizvraag

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide