- Je weet wat een rederijkerskamer is, hoe deze zijn ontstaan en wat de functie hiervan is.
- Je kan uitleggen waardoor grote groepen amateurmuzikanten ontstaan in de Gouden eeuw.
- Je kan uitleggen welke instrumenten door het gewone volk en welke door de rijke burgers werden bespeeld en waarom hier een verschil tussen zit.
- Je weet wat een collegia musica (of collegium musicum) is.
- Je kan verschillende soorten liederen onderscheiden en verschillen hiertussen benoemen.
- Je kent een aantal liedboeken uit de Gouden eeuw en kan uitleggen waarom deze populair zijn bij de burger.
- Je kan twee soorten zeemansliederen onderscheiden op basis van hun functie.
- Je kan uitleggen hoe de katholiek en calvinistische kerk tegenover ‘zang’ stond en hoe deze twee vormen van muziek klinken.
- Je kan uitleggen waarom het orgel tijdens de kerkdiensten verboden werd en waarom deze toch in de kerk bleef staan.
- Je kent de organist Sweelinck en weet wat hij heeft betekent op het gebied van orgelmuziek.
- Je kan uitleggen wat een ‘affect’ is.
- Je kan de begrippen consonant en dissonant uitleggen en herkennen in een audiofragment.
- Je kan uitleggen hoe er door de geschiedenis heen tegen een dissonant werd aangekeken.
- Je kan uitleggen waarom de ‘Prima Prattica’ als ongeschikte muziekvorm werd gezien.
- Je kan uitleggen waarom de ‘Secunda Prattica’ als zeer geschikte muziekvorm werd gezien.
- Je kan de ‘Prima Prattica’ met de ‘Secunda Prattica’ vergelijken op vorm, inhoud en het weergeven van gevoel.
- Je kan op basis van een audiofragment de Prima- en Secunda Prattica herkennen en de muzikale kenmerken beschrijven.