In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
3.3 Het leenstelsel
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Deze les:
Terugblik vorige les d.m.v. examenvragen
Uitleg + opdrachten 3.3: feodaal stelsel
Maandag 18 november: GGD
Vrijdag 22 november: 3.1 islam
Maandag 25 november: toets bespreken
Slide 2 - Tekstslide
Wat heb je ter voorbereiding op deze les gedaan?
timer
0:30
Slide 3 - Open vraag
Is deze bron betrouwbaar als je wil weten hoe Karel de Grote eruitzag? Leg je antwoord uit
Slide 4 - Open vraag
Is deze bron betrouwbaar als je wil weten hoe Karel de Grote eruitzag?
Slide 5 - Open vraag
Horigen hadden minder rechten dan vrije mannen. Leg je antwoord uit met een voorbeeld uit de bron.
Slide 6 - Open vraag
Doelen 3.3
In de vorige les leerde je hoe het Frankische rijk werd bestuurd.
In de vorige les leerde je hoe het Frankische rijk zich ontwikkelde vanaf Karel de Grote.
Deze les leer je hoe het leenstelsel zich ontwikkelde.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Feodale stelsel
Kenmerkende aspecten:
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Definitie(s):
feodaal stelsel = politiek stelsel waarbij vazal in dienst was van een leenheer (vorst / edele). Vazallen betaalden belasting en boden krijgsdienst in ruil voor land en bescherming.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Feodale stelsel
Leenheer geeft land in leen aan leenman / vazal.
land = inkomsten = macht
Vazallen betaalden belasting en boden krijgsdienst in ruil voor land en bescherming.
Slide 13 - Tekstslide
Oorzaak - gevolg
Hoe komen we nou van de val van het Romeinse Rijk
naar het feodalisme, het leenstelsel?
Slide 14 - Tekstslide
Val Romeinse Rijk
Onveiligheid
Handel neemt af
Geld verdwijnt
Feodalisme
Nieuwe vorm van bestuur nodig
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
De volgende vragen gaan over
A Het hofstelsel
B het feodaal stelsel
Steek je hand in de lucht als je denkt dat het antwoord A is, het hofstelsel en laat je hand naar beneden voor het feodaal stelsel
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Een boer werkt een deel van de tijd op het land van de heer.
A
Hofstelsel (omhoog)
B
Feodaal stelsel (omlaag)
Slide 19 - Quizvraag
Midden in het dorp staat de tiendschuur. Daarin worden goederen opgeslagen die als belasting zijn afgedragen aan de kerk.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel
Slide 20 - Quizvraag
Het land is te groot om door één man bestuurd te worden. Daarom worden er vrienden aangesteld die trouw zweren aan de koning en namens hem in een deel van het land regeren.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel
Slide 21 - Quizvraag
Wanneer er een oorlog uitbreekt, is een vazal verantwoordelijk voor het zoeken van zoveel mogelijk ridders die mee kunnen vechten met de koning.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel
Slide 22 - Quizvraag
We gaan verder
met wat algemenere vragen
Slide 23 - Tekstslide
Welke uitspraken zijn juist?
A
De leenmannen leverden hun leenheer voetsoldaten en ridders.
B
In het feodale stelsel legden de leenheer een eed van trouw af aan de leenman.
C
In het feodale stelsel liet een koning als leenheer gebieden besturen door edelen (leenmannen, vazallen).
D
Na Karels dood gingen vazallen hun leen zien als erfelijk bezit en gaven ze zelf ook land in leen uit aan lageren heren.
Slide 24 - Quizvraag
In de 8e eeuw wordt landgoed (= feodum) geïntroduceerd als beloning voor ridders in trouwe dienst van de koning. Waarom?
A
Het stond in de grondwet.
B
Land werd minder belangrijk voor vorsten.
C
Om paard en wapens te kunnen bekostigen.
D
Als pensioen bonus.
Slide 25 - Quizvraag
Leg uit waarom de afbeelding bij het kenmerkend aspect past. 'Op de afbeelding zie ik ..., dat past bij ..., want ...
timer
1:30
Slide 26 - Open vraag
Nadelen
Door grote afstand volgde leenman niet altijd bevel op.
Leenman wilde landgoed behouden en aan erfgenamen nalaten (zeker na Karel de Grote)
Slide 27 - Tekstslide
Leg uit wat het voordeel is voor de koning om een bisschop als leenman te hebben.
Slide 28 - Open vraag
Examenvraag feodalisme
Na de val van het West-Romeinse Rijk was er in West-Europa steeds minder geld in omloop. Dit maakte aanpassingen nodig in de voedselvoorziening en in het bestuur.
Leg uit dat het gebrek aan geld werd opgevangen door het feodalisme.
Het feodalisme ving het gebrek aan geld op, omdat de leenheer zijn gebied niet kon besturen met betaalde ambtenaren, maar zijn gebied moest verdelen in kleinere delen die hij uitgaf aan leenmannen die het gebied namens hem bestuurden
Slide 29 - Tekstslide
Gebruik bron 4. Leg met een bronelement uit of de bron representatief is voor de tijd na Karel de Grote.
Slide 30 - Open vraag
Feodalisme in Germaanse tradities
Beloning trouwe dienst: (vgl land in leen)
overwinningsbuit
levensonderhoud
land was geen beloning!
Eed van trouw: (vgl trouw en belasting)
leider bijstaan met ‘raad en daad’
Slide 31 - Tekstslide
Leg uit met behulp van de bron dat het feodale stelsel zijn oorsprong vindt in Germaanse tradities.
Slide 32 - Open vraag
Aan de slag
Wat: Maak opdracht 13 en 14
Waarom: Verwerken lesstof, voorbereiding toets
Hoe: Zelfstandig & stil
Hulp: Overleg eventueel zachtjes, daarna pas docent vragen