9.1 t/m 9.5 laatste les
1 / 17
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Link
9.2. Wat is je score van de vorige opdracht? (T2)
A
Minder dan 60%
B
Tussen de 60 en 75%
C
Tussen de 75 en 90%
D
Meer dan 90%
Slide 6 - Quizvraag
9.2. Als je alcohol of koffie drinkt dan moet je daarna vaker plassen. Leg uit wat voor effect alcohol en koffie hebben op de afgifte van ADH. Leg daarna uit wat voor gevolgen dit heeft voor de hoeveelheid urine. (T2)
A
Alcohol en koffie remmen de productie van ADH. Er wordt minder water uit de urine gehaald. Je moet meer plassen
B
Alcohol en koffie remmen de productie van ADH. Er wordt meer water uit de urine gehaald. Je moet minder plassen
C
Alcohol en koffie stimuleren de productie van ADH. Er wordt meer water uit de urine gehaald. Je moet minder plassen.
D
Alcohol en koffie stimuleren de productie van ADH. Er wordt minder water uit de urine gehaald. Je moet meer plassen.
Slide 7 - Quizvraag
9.3 In welke huidlaag kunnen cellen muteren/veranderen in tumorcellen? (T1)
A
Hoornlaag
B
Kiemlaag
C
Opperhuid
D
Lederhuid
Slide 8 - Quizvraag
9.4 Meisjes en jongens in Nederland krijgen een prik tegen het HPV-virus. Wat voor soort immuniteit levert dat op? (T1)
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
9.5 Bepaal de bloedgroep: (T1)
Ontvanger heeft anti-A: klontering
Ontvanger heeft anti-B: klontering
Ontvanger heeft anti-Resus: geen klontering
Ontvanger heeft anti-A: klontering
Ontvanger heeft anti-B: klontering
Ontvanger heeft anti-Resus: geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-
Slide 11 - Quizvraag
9.5 Een resusbaby ontstaat als de moeder Rh- is en na een besmetting (bv. bij een eerdere bevalling) resusantistoffen heeft gemaakt. Deze antistoffen komen in het bloed van een volgend kind dat Rh+ is. De antistoffen breken het bloed van het kind af.
Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan? (T2)
Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan? (T2)
A
De moeder voor de geboorte vaccineren met een resusantigeen.
B
De moeder direct na de geboorte inspuiten met stoffen die antistof aanmaken tegengaan
C
De moeder tijdens de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
D
De moeder voor de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Welk van de bovenstaande beweringen is/zijn juist? (T2)
A
Beide beweringen zijn juist
B
Alleen bewering 1 is juist
C
Alleen bewering 2 is juist
D
Beide beweringen zijn onjuist