De overgang naar de twintigste eeuw wordt gekenmerkt door een golf van veranderingen. Er is een hele reeks nieuwe uitvindingen die het leven veranderen en versnellen, zoals de uitvinding van de telefoon, radio, film, kunstlicht en de lopende band. Met stoomtreinen en schepen, auto’s en vliegtuigen wordt de wereld snel ‘kleiner’.
De industrialisatie verder door waardoor de steden nog drukker, voller en viezer worden. Er is groeiend verzet van de arbeidersklasse en de elite is bang voor een revolutie waardoor ze macht en rijkdom verliest.