Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
Quiz Tijdvak 7 en 8
Welk woord hoort hier het minst goed bij?
A
verlichting
B
rationalisme
C
wetenschappelijke revolutie
D
absolutisme
1 / 15
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Geschiedenis
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
In deze les zitten
15 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welk woord hoort hier het minst goed bij?
A
verlichting
B
rationalisme
C
wetenschappelijke revolutie
D
absolutisme
Slide 1 - Quizvraag
Welk tijdvak ging aan de tijd van pruiken en revoluties vooraf?
A
Tijd van monniken en ridders
B
Tijd van burgers en stoommachines
C
Tijd van steden en staten
D
Tijd van regenten en vorsten
Slide 2 - Quizvraag
Wat is GEEN Verlichtingsideaal?
A
Alle mensen hebben gelijke rechten waarmee zij geboren worden
B
De kerk en de staat moeten van elkaar gescheiden worden
C
Een mercantilistische economische politiek
D
De hoogste macht moet bij het volk liggen (volkssoevereiniteit)
Slide 3 - Quizvraag
Horen de uitspraken bij absolute vorsten of verlichte denkers?
vorsten
Verlichte denkers
Als bestuurders slecht besturen, moeten ze vervangen worden
Elke staat moet een grondwet hebben
De macht moet verdeeld zijn tussen de regering, het parlement en de rechters
Een koning hoeft zijn besluiten niet uit te leggen
Iedereen moet zich aan de wet houden
Mensen hebben mensenrechten
Koningen hebben hun macht van het volk gekregen
Koningen hebben hun macht van God gekregen
Slide 4 - Sleepvraag
Wat is handelskapitalisme?
A
Een vorm van handel met als doel het maken van winst
B
Een economisch systeem waarbij iedereen hetzelfde verdiende
C
Een systeem waarbij het kapitaal uit handel weer geïnvesteerd werd in handel
D
Een economisch systeem waarin veel gehandeld werd in valuta
Slide 5 - Quizvraag
Welk verband is er tussen handelskapitalisme en slavernij?
Slide 6 - Open vraag
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 18e eeuw?
A
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en wereldeconomie
B
Voortbestaan van het ancien régime en verlicht absolutisme
C
De protestantse reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
D
De democratische revoluties in westerse landen
Slide 7 - Quizvraag
Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren gingen steeds vaker machines gebruiken
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot (en bevolkingsgroei)
D
Door mechanisering in de landbouw waren minder boeren nodig. Dit leidde tot urbanisatie.
Slide 8 - Quizvraag
Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Sociale kwestie vanuit geloof oplossen
nachtwakerstaat
Karl Marx
Zo weinig mogelijk bemoeienis van de overheid
De sociale kwestie zal zichzelf oplossen
Fabrieken moeten van de overheid zijn
Er moet een revolutie komen
Overheid moet sociale wetten maken
Vakbond
Overheid heeft plicht om voor burgers te zorgen
Slide 9 - Sleepvraag
Waardoor verspreidde cholera zich in Europa niet?
A
urbanisatie
B
schoon drinkwater
C
modern imperialisme
D
transportmiddelen
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn emancipatiebewegingen?
Slide 11 - Open vraag
Welke stromingen worden gezien als 'emancipatiebewegingen'?
A
Confessionalisme
B
Feminisme
C
Liberalisme
D
Conservatisme
Slide 12 - Quizvraag
Zet de volgende gebeurtenissen in de goede volgorde:
A
Napoleon wordt verslagen bij Waterloo- De Amerikaanse vrijheidsoorlog breekt uit- de eerste stoomtrein rijdt tussen Haarlem en Amsterdam,
B
De Amerikaanse vrijheidsoorlog breekt uit-De eerste stoomtrein rijdt tussen Haarlem en Amsterdam -Napoleon wordt verslagen bij Waterloo.
C
Napoleon wordt verslagen bij Waterloo-De eerste stoomtrein rijdt tussen Haarlem en Amsterdam.- De Amerikaanse vrijheidsoorlog breekt uit.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is modern imperialisme
A
Het veroveren van zoveel mogelijk overzeese gebieden .
B
Het veroveren van zoveel mogelijk gebieden.
C
Het malste deel van een stuk runderbiefstuk
D
Het vergroten van een rijk.
Slide 14 - Quizvraag
Einde van de quiz
Slide 15 - Tekstslide