Landstede Groep

herhaling zwakke regelmatige ww TL/H klas 1

Willkommen in dieser Stunde.
 
Na dit uur weet je of je: 
* de  basisregels voor de werkwoorden nog kent en of je ze goed kan toepassen in zinnen.
Na dit uur  heb je: 
* zelf een regel bedacht voor werkwoorden waarbij de stam op een -d of een -t eindigt .   

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Willkommen in dieser Stunde.
 
Na dit uur weet je of je: 
* de  basisregels voor de werkwoorden nog kent en of je ze goed kan toepassen in zinnen.
Na dit uur  heb je: 
* zelf een regel bedacht voor werkwoorden waarbij de stam op een -d of een -t eindigt .   

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn ook alweer de persoonlijke vnw. in het Duits?

Slide 2 - Woordweb

De persoonlijke vnw in het Duits:
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 3 - Tekstslide

Had jij ze allemaal goed?
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Was je antwoord nee? Maak dan de volgende  oefening. 
Er volgt een sleepvraag. Zet de woorden in de juiste volgorde.

Was je antwoord ja, dan mag je de paarse vragen overslaan

Slide 5 - Tekstslide

ik
jij
hij
wij
jullie
zij
het
zij
u
du
wir
sie
Sie
sie
ihr
es
er
ich

Slide 6 - Sleepvraag

Had jij ze allemaal goed?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Was je antwoord nee? Maak dan de volgende  invuloefening.
Geef de vertaling van het woord dat tussen haakjes staat.
Denk hierbij ook aan de hoofdletters!

Was je antwoord nu wel ja, dan mag je de volgende paarse vragen overslaan

Slide 8 - Tekstslide

(Wij) sind zu Hause.

Slide 9 - Open vraag

Woher kommst (jij)?

Slide 10 - Open vraag

Wohnt (jullie) auch in München?

Slide 11 - Open vraag

Haben (u) die Noten, Herr Jansen?

Slide 12 - Open vraag

Wie spät ist (het)?

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn de uitgangen van de regelmatige zwakke werkwoorden?

Slide 14 - Woordweb

de uitgangen van de regelmatige zwakke werkwoorden:
ich - e
du - st
er/sie/es - t
wir - en
ihr - t
sie/ Sie - en

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het verschil met de basisregel bij werkwoorden zoals heißen/ tanzen / reisen?

Slide 16 - Woordweb

Eindigt de stam van een ww op een ß, s, z?
Dan komt er bij du alleen een -t achter de stam:
ich - e
du - t
er/sie/es - t
wir - en
ihr - t
sie/Sie - en

Slide 17 - Tekstslide

Had je hierin nog fouten?
Bestudeer je aantekeningen van Kapitel 1 nog een keer en/of kijk in je boek op blz. 12 en 13 

Slide 18 - Tekstslide

Wat doe je als er geen pers. vnw in de zin staat?
Kijk wat het onderwerp in de zin is: 
Is het onderwerp enkelvoud, gebruik je de uitgang van er/sie/es
Meine Schwester heißt Anna
Is het onderwerp meervoud, gebruik je de uitgang van sie(mv)
Meine Brüder heißen Jan und Piet

Slide 19 - Tekstslide

Er volgt weer een invuloefening
Vul steeds de juiste vorm van het werkwoord in

Slide 20 - Tekstslide

(heißen) Wie ........... du?

Slide 21 - Open vraag

(spielen) ............... ihr gern Fußball?

Slide 22 - Open vraag

(feiern) Wann ............ du deine Party?

Slide 23 - Open vraag

(kaufen) Mein Onkel ........... eine neue Gitarre.

Slide 24 - Open vraag

(tanzen) Meine Schwester .......... sehr gut.

Slide 25 - Open vraag

(schwimmen) Felix .......... immer auf dem Rücken.

Slide 26 - Open vraag

(benutzen) Wie oft .......... du dein Handy?

Slide 27 - Open vraag

Had je meer dan 2  fouten?
Bestudeer je aantekeningen van Kapitel 1 nog een keer en/of kijk in je boek op blz. 12 en 13 
Maak daarna online bij NaKlar de opdrachten van Kapitel 1 Lektion 1 opdracht 10 t/m 15

Slide 28 - Tekstslide