Present Simple ha1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Present Simple

Present
Simple

Wanneer gebruik je Present Simple?

bij feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen

Hoe maak je Present Simple?

Er komt bij he,she en it een -S achter het werkwoord.

Let op:

I study a lot.    maar ->    She/Lisa studies a lot.

Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + y, dan krijgt het werkwoord -ies bij he, she en it.

I watch TV every day.       maar   -> He/Tom watches TV every day.

Als een werkwoord eindigt op een s-klank, dan krijgt het werkwoord -es bij he, she en it.

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.

1. talk
2. talks

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.

1. wear
2. wears

Present simple
He ..... (to call)

1. call
2. calls

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.

1. start
2. starts

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.

1. visit
2. visits

(to walk) present simple
He ....... in the park.

(to teach) present simple
She ..... English.

(to cry) present simple
The baby ..... .

(to dance) present simple
I ..... at the party.

(to kiss) present simple
She ..... her boyfriend.

(to watch) present simple
We ..... a nice film.