In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.
Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.
De tijd van de zin moet hetzelfde blijven!