29 maart diagnostische toets O2A

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

O2A Latijn

Lezen & diagnostische toets

29 maart

Waar waren we in de tekst gebleven?

Vertaal r. 113-115:
Pater filium perterritum ad se accurrere videt eumque interrogat: "Quid est, Marce?"

Wanneer weet Quintus' familie dat hij nog leeft?

1. Wanneer hij zijn ogen opent
2. Wanneer hij ademt
3. Wanneer hij beweegt
4. Wanneer hij praat

Cur necesse est Quintum portare?

Quis Quintum in villam portat?

1. Aemilia
2. Iulius
3. Marcus
4. Iulia

Zijn veni (r. 112), portari (r. 124) en poni (r. 131) allemaal een infinitivus passief?

1. Ja
2. Nee, veni niet
3. Nee, portari niet
4. Nee, poni niet

Diagnostische toets over cap. X

Cur ferae et homines amici non sunt?

Quid animal est ferum?

1. asinus
2. piscis
3. leo
4. avis

Welke naamval is 'alae' in r. 15?

1. nominativus
2. genitivus
3. dativus
4. accusativus

Welke naamval zijn 'fluminum' en 'marium' in r. 44?

1. nominativus
2. genitivus
3. dativus
4. accusativus

Citeer de zin tussen r. 46 en 56 waarin wordt uitgelegd wat er gebeurt wanneer je ademt.

Cur necesse non est gemmas habere?

r. 86-91: Cur aquila aves parvas reperire non potest?

Quid est in nido?