Landstede Groep

Elementen en moleculen 1 17-11

Elementen/atomen
Ongeveer 118 elementen bekend
Elk een eigen symbool

Paar oefenopgaven:
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Elementen/atomen
Ongeveer 118 elementen bekend
Elk een eigen symbool

Paar oefenopgaven:

Slide 1 - Tekstslide

Geef de naam van S

Slide 2 - Open vraag

Geef de formule van Lood

Slide 3 - Open vraag

Geef de formule van argon

Slide 4 - Open vraag

Geef de naam van W

Slide 5 - Open vraag

Geef de naam van Zn

Slide 6 - Open vraag

Geef de formule van Koper

Slide 7 - Open vraag

Geef de naam van Ti

Slide 8 - Open vraag

Geef de naam van Fe

Slide 9 - Open vraag

Geef de naam van Au

Slide 10 - Open vraag

Geef de formule van Calcium

Slide 11 - Open vraag

Geef de naam van Mg

Slide 12 - Open vraag

Geef de formule van Uraan

Slide 13 - Open vraag

Geef de naam van Sn

Slide 14 - Open vraag

Geef de formule van Barium

Slide 15 - Open vraag

Geef de naam van He

Slide 16 - Open vraag

Geef de formule van Boor

Slide 17 - Open vraag

Hoeveel moleculen zie je hier? Invullen in de volgende vraag!

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel moleculen zag je in de vorige afbeelding?

Slide 19 - Open vraag

Hoeveel atoomsoorten zie je hier?

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel atoomsoorten zag je in de vorige afbeelding?

Slide 21 - Open vraag

Uit hoeveel atomen bestaat 1 molecuul?

Slide 22 - Tekstslide

Uit hoeveel atomen bestaat 1 molecuul?

Slide 23 - Open vraag

Moleculen
  • Moleculen kunnen opgebouwd zijn uit meerdere atoomsoorten.
  • Een molecuul dat bestaat uit 2 niet-metaal atomen noemen we een moleculaire stof.
  • Deze kunnen we namen geven volgens een vast systeem, de systematische naam.

Slide 24 - Tekstslide

Formules en namen
  • Moleculaire stoffen met meerdere atoomsoorten in een molecuul.
  • Het aantal atomen van een soort staat met een klein getal achter het atoomsoort. (index cijfer)
  • Bijvoorbeeld: SO2
  • 1 Zwavel atoom, 2 zuurstof atomen.

Slide 25 - Tekstslide

Formules en namen
  • Regels voor het naamgeven:
  1.  Je benoemt de elementen in de formule
  2.     Het laatste atoom eindigd altijd op -ide
        Dus chloor aan het einde wordt chloride
        broom aan het einde wordt bromide.
  3. Uitzonderingen: Zuurstof aan het einde : - oxide
        zwavel aan het einde: - Sulfide

Slide 26 - Tekstslide

Formules en namen
  1. Je kijkt hoeveel atomen er zijn in het molecuul
  2. Je geeft dat met een grieks telwoord in de naam er voor aan!
    1= mono          4= tetra
    2= di                  5= penta
    3= tri

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld:
Geef de naam van de stof P2O5
  1. Elementen benoemen:
    fosfor en zuuurstof
  2. Zuurstof aan het einde dus fosfor oxide
  3. Aantal atomen: 2 (di) fosfor en 5 (penta) zuurstof
  4. Volledige naam: difosforpentaoxide

Slide 28 - Tekstslide

Geef de naam van HCl

Slide 29 - Open vraag


P2O5
N2O4
PCl3
Geef de systematische namen van de formules hiernaast

Slide 30 - Open vraag

Geef de naam van NO2

Slide 31 - Open vraag

Geef de naam van H2S

Slide 32 - Open vraag

Geef de formule van broomtrijodide

Slide 33 - Open vraag